Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Search: kunnen

Dutch and English Search Results for: kunnen

Summary

Dutch to English: more detail...

kunnen:
- be able
Wiktionary:
- kunnen → can, be able to
- kunnen → be able to, can, know, may

Dutch

Detailed Translations for kunnen from Dutch to English

kunnen:

kunnen verbe (kan, kunt, kon, konden, gekund)

kunnen (in staat zijn; vermogen)
to be able
- be able verbe (can, could, being able)

Conjugations for kunnen:

o.t.t.

kan
kunt
kan
kunnen
kunnen
kunnen

o.v.t.

kon
kon
kon
konden
konden
konden

v.t.t.

heb gekund
hebt gekund
heeft gekund
hebben gekund
hebben gekund
hebben gekund

v.v.t.

had gekund
had gekund
had gekund
hadden gekund
hadden gekund
hadden gekund

o.t.t.t.

zal kunnen
zult kunnen
zal kunnen
zullen kunnen
zullen kunnen
zullen kunnen

o.v.t.t.

zou kunnen
zou kunnen
zou kunnen
zouden kunnen
zouden kunnen
zouden kunnen

diversen

kan!
kunt!
gekund
kunnend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kunnen:

Verb	Related Translations	Other Translations
be able	in staat zijn; kunnen; vermogen	iets mogen

Related Definitions for "kunnen":

mogelijk zijn¹
- dat glas kan niet stuk¹
in staat zijn het te doen¹
- zij kan mooi tekenen¹
mogen¹
- je kunt wel gaan¹

Wiktionary Translations for kunnen:

kunnen

verb

in staat zijn
- kunnen → can; be able to

kunnen

verb

to be able
- can → kunnen
have ability to
- be able to → kunnen

Cross Translation:

From	To	Via
• kunnen	→ be able to; can	↔ können — etwas zu tun vermögen
• kunnen	→ can; know	↔ können — etwas beherrschen, wissen; fähig sein, etwas zu tun
• kunnen	→ can; be able to; may	↔ pouvoir — Être capable, avoir la faculté, être en état de

Related Translations for kunnen

¹Muiswerk Woordenboek