Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. grootheid:
  2. groot:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for grootheid:
    • magnitude


Dutch

Detailed Translations for grootheid from Dutch to English

grootheid:

grootheid [de ~ (v)] nom

  1. de grootheid (eminentie; verhevenheid; aanzien; )
    the dignitary; the eminence; the greatness; the highness; the loftiness

Translation Matrix for grootheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
dignitary aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid hoogwaardigheidsbekleder; notabele
eminence aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid hoogwaardigheid; uitnemendheid; voortreffelijkheid
greatness aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid fijne; het fijne van dat gevoel
highness aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid
loftiness aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid

Related Words for "grootheid":


Wiktionary Translations for grootheid:


Cross Translation:
FromToVia
grootheid quantity; degree; rate; amount quantité — Tout ce qui peut être mesurer ou nombré, de tout ce qui est susceptible d’accroissement ou de diminution.

grootheid form of groot:

groot adj

  1. groot
    large; great; vast; tall
    big
    – above average in size or number or quantity or magnitude or extent 1
    • big adj
      • set out for the big city1
      • a big (or large) barn1
      • big businesses1
      • a big expenditure1
      • a big group of scientists1

Translation Matrix for groot:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
great groot aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; betoverend; briljant; dolletjes; enig; enorm; excellent; fantastisch; fenomenaal; figuurlijk; flink; fors; geschikt; geweldig; groots; grootschalig; grote; hooggespannen; kiplekker; luisterrijk; magnifiek; mieters; prachtig; prima; puik; reuze; schitterend; subliem; superbe; tof; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
tall groot aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors; groots; grootschalig; grote; lang; lang van postuur; reuze; rijzig
vast groot aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors; gigantisch; grenzeloos; groots; grootschalig; grote; heel groot; immens; kolossaal; onmetelijk; ontzaglijk; reusachtig; reuze; zeer groot; zeer uitgestrekte
ModifierRelated TranslationsOther Translations
big groot aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; breed; breedgeschouderd; enorm; flink; fors; groots; grootschalig; grote; omvangrijke; reuze; uit de kluiten gewassen
large groot aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors; grote; omvangrijke; uitgestrekte

Related Words for "groot":


Antonyms for "groot":


Related Definitions for "groot":

  1. belangrijk of voornaam2
    • Rembrandt was een groot kunstenaar2
  2. met flinke afmetingen2
    • wij wonen in een groot huis met tien kamers2

Wiktionary Translations for groot:

groot
adjective
  1. meer dan normaal in formaat
  2. bewonderenswaardig, goed
  3. machtig, belangrijk
  4. volwassen
adverb
  1. in ruime mate
groot
adjective
  1. -
  2. very big, large scale
  3. colloquial: large
  4. of a person
noun
  1. large knife

Cross Translation:
FromToVia
groot large; big groß — von beträchtlichem Ausmaß
groot adult; full-grown adulte — Qui a terminé sa puberté, dépassé l'adolescence.
groot plentiful; abundant; copious; profuse; ample; full; rich; affluent; aplenty; extensive; spacious; vast; wide; broad; capacious; commodious; huge; open; lax; bulky; sizable; voluminous ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
groot great; grand; major; substantial; ample grand — De hauteur importante.
groot wide; large; broad; abundant; copious; plentiful; profuse; ample; rich; affluent; aplenty; extensive; spacious; vast; capacious; commodious; huge; open; lax; bulky; sizable; voluminous large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
groot ripe mûr — Qui a atteint son plein développement. (Sens général).
groot extensive; extended; spacious; vast; wide; broad; capacious; huge; open; ample; bulky; sizable; commodious; voluminous étendugrand, large, vaste.