Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. omcirkelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for omcirkelen from Dutch to English

omcirkelen:

omcirkelen verbe (omcirkel, omcirkelt, omcirkelde, omcirkelden, omcirkeld)

  1. omcirkelen (omsingelen; omsluiten)
    to surround
    • surround verbe (surrounds, surrounded, surrounding)
  2. omcirkelen (draaien om)
    to encircle; to circle
    • encircle verbe (encircles, encircled, encircling)
    • circle verbe (circles, circled, circling)
  3. omcirkelen (een cirkel tekenen om)

Conjugations for omcirkelen:

o.t.t.
  1. omcirkel
  2. omcirkelt
  3. omcirkelt
  4. omcirkelen
  5. omcirkelen
  6. omcirkelen
o.v.t.
  1. omcirkelde
  2. omcirkelde
  3. omcirkelde
  4. omcirkelden
  5. omcirkelden
  6. omcirkelden
v.t.t.
  1. heb omcirkeld
  2. hebt omcirkeld
  3. heeft omcirkeld
  4. hebben omcirkeld
  5. hebben omcirkeld
  6. hebben omcirkeld
v.v.t.
  1. had omcirkeld
  2. had omcirkeld
  3. had omcirkeld
  4. hadden omcirkeld
  5. hadden omcirkeld
  6. hadden omcirkeld
o.t.t.t.
  1. zal omcirkelen
  2. zult omcirkelen
  3. zal omcirkelen
  4. zullen omcirkelen
  5. zullen omcirkelen
  6. zullen omcirkelen
o.v.t.t.
  1. zou omcirkelen
  2. zou omcirkelen
  3. zou omcirkelen
  4. zouden omcirkelen
  5. zouden omcirkelen
  6. zouden omcirkelen
en verder
  1. ben omcirkeld
  2. bent omcirkeld
  3. is omcirkeld
  4. zijn omcirkeld
  5. zijn omcirkeld
  6. zijn omcirkeld
diversen
  1. omcirkel!
  2. omcirkelt!
  3. omcirkeld
  4. omcirkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omcirkelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
circle bond; cirkel; club; gilde; kring; kringel; kringvormig; leefgemeenschap; orde; organisatie; rondje; societiet; sociëteit; soos; unie; vereniging; woongemeenschap
VerbRelated TranslationsOther Translations
circle draaien om; omcirkelen cirkelen; in kringetjes ronddraaien; kringelen; omheenrijden
draw a circle around een cirkel tekenen om; omcirkelen
encircle draaien om; omcirkelen omheenrijden
surround omcirkelen; omsingelen; omsluiten afgrenzen; begrenzen; bijsluiten; bijvoegen; inkapselen; insluiten; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; toevoegen; van afsluitende laag voorzien; van grenzen voorzien

Wiktionary Translations for omcirkelen:

omcirkelen
verb
  1. place or mark a circle around
  2. surround
  3. travel around along a curved path
  4. circle another object
  5. to encircle something or simultaneously extend in all directions
  6. to enclose to prevent escape