Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. samenroepen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for samenroepen from Dutch to English

samenroepen:

samenroepen verbe

  1. samenroepen (convoceren; bijeenroepen)
    to call together; to call
    • call together verbe (calls together, called together, calling together)
    • call verbe (calls, called, calling)

Translation Matrix for samenroepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
call aanroepen; bellen; belletje; convocatie; geluidssein; geluidssignaal; lokroep; loktoon; opbellen; oproep; oproeping; praaien; telefonisch bericht; telefoontje
VerbRelated TranslationsOther Translations
call bijeenroepen; convoceren; samenroepen aanbellen; aanroepen; afkondigen; bellen; benoemen; bestempelen; betitelen; bonzen; decreteren; een naam geven; erbij halen; erbij roepen; iemand opbellen; luiden; noemen; opbellen; ordonneren; praaien; roepen; telefoontje plegen; vernoemen; verordenen; verordineren
call together bijeenroepen; convoceren; samenroepen bijeen roepen

Wiktionary Translations for samenroepen:

samenroepen
verb
  1. to cause to assemble, to call together