Dutch
Detailed Translations for afgaan from Dutch to English
afgaan:
-
afgaan (mislukken; falen; verkeerd lopen; misgaan; in de puree lopen; floppen; mislopen; stranden)
to fail; to flop; to go wrong; to meet with disaster; to fall flat; lose one's face-
lose one's face verbe
Conjugations for afgaan:
o.t.t.
- ga af
- gaat af
- gaat af
- gaan af
- gaan af
- gaan af
o.v.t.
- ging af
- ging af
- ging af
- gingen af
- gingen af
- gingen af
v.t.t.
- ben afgegaan
- bent afgegaan
- is afgegaan
- zijn afgegaan
- zijn afgegaan
- zijn afgegaan
v.v.t.
- was afgegaan
- was afgegaan
- was afgegaan
- waren afgegaan
- waren afgegaan
- waren afgegaan
o.t.t.t.
- zal afgaan
- zult afgaan
- zal afgaan
- zullen afgaan
- zullen afgaan
- zullen afgaan
o.v.t.t.
- zou afgaan
- zou afgaan
- zou afgaan
- zouden afgaan
- zouden afgaan
- zouden afgaan
diversen
- ga af!
- gaat af!
- afgegaan
- afgaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afgaan:
Related Definitions for "afgaan":
Wiktionary Translations for afgaan:
afgaan
Cross Translation:
verb
afgaan
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afgaan | → leave; drive away; drive off; start off; start; absent onself; depart; go away; absent onself from; discharge; fire; fire off; start out; set off; set going | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |
• afgaan | → visit; attend; call on; see | ↔ visiter — désuet|fr aller voir quelqu’un chez lui sans séjourner. |