Summary
Dutch
Detailed Translations for vertroebelen from Dutch to English
vertroebelen:
-
vertroebelen (troebel maken)
Conjugations for vertroebelen:
o.t.t.
- vertroebel
- vertroebelt
- vertroebelt
- vertroebelen
- vertroebelen
- vertroebelen
o.v.t.
- vertroebelde
- vertroebelde
- vertroebelde
- vertroebelden
- vertroebelden
- vertroebelden
v.t.t.
- heb vertroebeld
- hebt vertroebeld
- heeft vertroebeld
- hebben vertroebeld
- hebben vertroebeld
- hebben vertroebeld
v.v.t.
- had vertroebeld
- had vertroebeld
- had vertroebeld
- hadden vertroebeld
- hadden vertroebeld
- hadden vertroebeld
o.t.t.t.
- zal vertroebelen
- zult vertroebelen
- zal vertroebelen
- zullen vertroebelen
- zullen vertroebelen
- zullen vertroebelen
o.v.t.t.
- zou vertroebelen
- zou vertroebelen
- zou vertroebelen
- zouden vertroebelen
- zouden vertroebelen
- zouden vertroebelen
diversen
- vertroebel!
- vertroebelt!
- vertroebeld
- vertroebelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vertroebelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cloud | cloud; mesh; peer mesh; peer-to-peergrafiek; wolk | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
cloud | troebel maken; vertroebelen | |
obscure | troebel maken; vertroebelen | verdonkeren; verduisteren; versomberen |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
obscure | buiten gebruik; defect; donker; dubieus; duister; glibberig; obscuur; onduidelijk; onguur; onklaar; onoverzichtelijk; stuk; verdacht; wollig |