Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overheid:
  2. over:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for overheid:
    • governement


Dutch

Detailed Translations for overheid from Dutch to English

overheid:

overheid [de ~ (v)] nom

  1. de overheid (autoriteiten; openbaar gezag; rijksbestuur)
    the government; the public authorities; the authorities
  2. de overheid

Translation Matrix for overheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
authorities autoriteiten; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur autoriteiten; gezag; gezaghebbenden; gezaghebbers; hogerhand
government autoriteiten; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur bestuursapparaat; bewind; gezag; gouvernement; kabinet; landsregering; regering; regeringsapparaat; regeringsstelsel; regime; staatsbestel; staatsbestuur
public authorities autoriteiten; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur

Related Words for "overheid":

  • overheids, overheden, over

Related Definitions for "overheid":

  1. regering van een land, provincie of gemeente1
    • de overheid denkt aan het belang van alle inwoners1

Wiktionary Translations for overheid:

overheid
noun
  1. het geheel aan gezagvoerende lichamen
overheid
noun
  1. body with the power to make and/or enforce laws

Cross Translation:
FromToVia
overheid government; administration; control; reign; rule; governance; regulation; ruling; ascendancy; ascendance gouvernementaction, charge, ou manière de gouverner, de régir, d’administrer quelque chose, en particulier dans le domaine politique.
overheid council; town council; administration municipalité — Le corps des magistrats municipaux.

over:


Translation Matrix for over:

VerbRelated TranslationsOther Translations
clear afdekken; afruimen; banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; wissen; zuiveren
complete afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien
finished ten einde zijn
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
accomplished af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
complete af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgerond; algeheel; allemaal; alles; compleet; gecompleteerd; helemaal; kompleet; plenair; totaal; volkomen; volledig; volslagen; voltallig
completed af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgerond; beëindigd; gecompleteerd; gedaan; gereed; klaar; uitgevoerd; verricht; volbracht; voleindigd
concluded af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
evident af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij apert; duidelijk; flagrant; overduidelijk; zo klaar als een klontje; zonneklaar
finished af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij aan stukken; af; afgemat; beëindigd; defect; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; doorgekookt; gaar; gebroken; gedaan; gereed; hondsmoe; in stukken; kapot; klaar; onklaar; op; stuk; volbracht
prepared af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bedacht; gereed; gewapend; klaar; paraat; voorbereid
ready af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bereidvaardig; bereidwillig; doorgekookt; gaar; gedaan; gedwee; gereed; gewillig; inschikkelijk; klaar; meegaand; paraat; soepel; toegeeflijk; toegevend; welwillend
AdverbRelated TranslationsOther Translations
- nogmaals; opnieuw
PrepositionRelated TranslationsOther Translations
- aangaande; inzake; omtrent; van; via
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
- alweer
ModifierRelated TranslationsOther Translations
above over boven; bovenop; bovenuit; daarboven; daarbovenop; erboven; erbovenuit; plus
achieved af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
clear af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij aanschouwelijk; begrijpelijk; bevattelijk; blank; bleek; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; direct; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; duidelijk klinkend; fideel; flagrant; fleurig; geestig; helder; helderklinkend; herkenbaar; inzichtelijk; jolig; klaar; klaar als een klontje; klare; kleurig; kleurloos; kwiek; levendig; loos; lustig; monter; onbewolkt; ongekleurd; onmiskenbaar; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; transparant; uitgelaten; verhelderend; verstaanbaar; vrij; vrolijk; wakker; welgemoed; zo klaar als een klontje; zonder taak; zonneklaar; zonnig
out af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij daaruit; er op uit; er uit; ertussenuit; eruit; op stap; uit; van; vanaf deze plaats; vanaf nu; vanuit; weg
over af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; overheen; uit; voltooid; voorbij boven; bovenop; doorgekookt; erboven; gaar; gedaan; gepasseerd; gereed; omver; voorbij
ready for use af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij gebruiksklaar; gereed; klaar; operationeel; paraat

Related Words for "over":


Synonyms for "over":


Antonyms for "over":


Related Definitions for "over":

  1. om aan te geven wat het onderwerp is1
    • hij weet alles over molens1
  2. nog een keer1
    • ik doe dat werk wel over1
  3. van de ene kant naar de andere1
    • hij liep het plein over1
  4. van de ene plaats naar de andere1
    • alle leerlingen zijn over naar de volgende klas1
  5. verder dan, er voorbij1
    • het is tien over drie1
  6. voorbij1
    • mijn hoofdpijn is over1
  7. wat het bedekt1
    • het kleed ligt over de tafel1
  8. wat niet gebruikt is1
    • er is nog taart over1
  9. langs dat punt1
    • we rijden over Amsterdam1

Wiktionary Translations for over:

over
adverb
  1. voorbij, gedaan
  2. nog resterend
preposition
  1. wat betreft
  2. op of langs de oppervlakte van
  3. na verloop van
    • overin
  4. via, langs
  5. naar de andere kant van
  6. meer dan
over
en-prep
  1. dealing with the subject of
  2. covering
  3. introducing subject matter
  4. with reference or regard to
  5. concerning
  6. in concern with
  7. above
verb
  1. to face
past
  1. remaining

Cross Translation:
FromToVia
over draw a cheerful picture; of; draw a brilliant picture; draw a fair picture; draw a hilarious picture; draw a serene picture; draw a radiant picture; draw a shining picture; evoke a glittering picture; draw a splendid picture; draw a shiny picture; paint a blithe picture; paint a bright picture; paint a carefree picture; pain a buoyant picture; paint a brilliant picture; paint a cheerful picture; paint a gleaming picture; paint a fair picture; paint a gleamy picture; paint a glossy picture; paint a glittering picture; paint a hilarious picture; paint an illustrious picture; paint a jovial picture; paint a lustrous picture; paint a magnificent picture; paint a mellow picture; paint a radiant picture; paint a sanguine picture; paint a rosy picture; paint a serene picture; paint a sparkling picture; paint a shiny picture; paint a shining picture; paint a splendid picture; portray a glittering picture; present a cheerful picture; present a polished picture ein rosiges Bild zeichnen — (etwas oder jemanden) höchst erfreulich charakterisieren, darlegen, schildern
over next; after; behind; past après — Traductions à classer d'après le sens
over about; concerning; for; of; over; regarding; after; by; on; upon; a; an; at; in; inside; into; per; aboard; toward; towards; to enTraductions à trier suivant le sens
over far; away; forth; off; yonder; afar loin — Se trouvant à une grande distance (sens général)
over across; beyond; on the other side of; over; to the other side of outrepeau de bouc préparer et cousue pour recevoir des liquides.

Related Translations for overheid