Dutch

Detailed Translations for sla from Dutch to English

sla:

sla [de ~] nom

  1. de sla (slaatje)
    the lettuce; the salad

Translation Matrix for sla:

NounRelated TranslationsOther Translations
lettuce sla; slaatje kroppen sla; slakroppen; slaplant
salad sla; slaatje kroppen sla; salade; slakroppen

Related Words for "sla":


Related Definitions for "sla":

  1. plant met groene bladeren die rauw wordt gegeten1
    • we eten vanavond sla bij de maaltijd1

Wiktionary Translations for sla:

sla
noun
  1. in te delen en na te kijken vertalingen
sla
noun
  1. an edible plant, Lactuca

Cross Translation:
FromToVia
sla lettuce laitueLactuca, genre de plante"fr de la famille des Astéracées. Elles produisent du latex. Certaines espèces sont cultivées comme plante potagère.

SLA:

SLA

  1. SLA (serviceovereenkomst; service level agreement)
    the service level agreement; the SLA
    – An agreement between two or more parties describing the deliverables, support, and communication that each party will provide to the other. 2

Translation Matrix for SLA:

NounRelated TranslationsOther Translations
SLA SLA; service level agreement; serviceovereenkomst
service level agreement SLA; service level agreement; serviceovereenkomst

sla form of slaan:

slaan verbe (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)

  1. slaan (een klap geven)
    to beat; to hit; to strike; to smash; to smack; to bang; to batter; to hammer
    • beat verbe (beats, beated, beating)
    • hit verbe (hits, hit, hitting)
    • strike verbe (strikes, struck, striking)
    • smash verbe (smashs, smashed, smashing)
    • smack verbe (smacks, smacked, smacking)
    • bang verbe (bangs, banged, banging)
    • batter verbe (batters, battered, battering)
    • hammer verbe (hammers, hammered, hammering)
  2. slaan (hard slaan; meppen; hengsten; timmeren)
    to slap; to hammer; to hit; to smack; to bang
    • slap verbe (slaps, slapped, slapping)
    • hammer verbe (hammers, hammered, hammering)
    • hit verbe (hits, hit, hitting)
    • smack verbe (smacks, smacked, smacking)
    • bang verbe (bangs, banged, banging)
  3. slaan (bonken; rammen; hameren)
    to hammer; to thump; to bang
    • hammer verbe (hammers, hammered, hammering)
    • thump verbe (thumps, thumped, thumping)
    • bang verbe (bangs, banged, banging)

Conjugations for slaan:

o.t.t.
  1. sla
  2. slaat
  3. slaat
  4. slaan
  5. slaan
  6. slaan
o.v.t.
  1. sloeg
  2. sloeg
  3. sloeg
  4. sloegen
  5. sloegen
  6. sloegen
v.t.t.
  1. heb geslagen
  2. hebt geslagen
  3. heeft geslagen
  4. hebben geslagen
  5. hebben geslagen
  6. hebben geslagen
v.v.t.
  1. had geslagen
  2. had geslagen
  3. had geslagen
  4. hadden geslagen
  5. hadden geslagen
  6. hadden geslagen
o.t.t.t.
  1. zal slaan
  2. zult slaan
  3. zal slaan
  4. zullen slaan
  5. zullen slaan
  6. zullen slaan
o.v.t.t.
  1. zou slaan
  2. zou slaan
  3. zou slaan
  4. zouden slaan
  5. zouden slaan
  6. zouden slaan
en verder
  1. ben geslagen
  2. bent geslagen
  3. is geslagen
  4. zijn geslagen
  5. zijn geslagen
  6. zijn geslagen
diversen
  1. sla!
  2. slat!
  3. geslagen
  4. slaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for slaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
bang bam; dreun; explosie; haardracht; harde slag; klap; knal; kwak; ontlading; ontploffing; plof; plotselinge uitbarsting; pony; smak
batter beslag
hammer hamer; hamerwerpen; kogelslingeren; slaghamer
hit aanrijding; bestseller; botsing; collisie; doelpunt; goal; hit; kasstuk; klapper; kraker; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
slap dreun; handslag; harde slag; jens; klap; klop; knal; lel; mep; opstopper; pets; peut; stoot; tik; toegebrachte klap
smack dreun; handslag; jens; klap; klapzoen; klop; knal; kwak; lel; mep; opstopper; pakkerd; peut; smak; stoot; tik; toegebrachte klap
smash aanrijding; beurskrach; botsing; collisie; debacle; hit; ineenstorting; ineenzakking; instorting; kasstuk; klapper; krach; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
strike aanboren; gestaak; opvallen; staken; staking; werkonderbreking; werkstaking
thump bons; dreun; klap; knal; kwak; pof; smak
VerbRelated TranslationsOther Translations
bang bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; meppen; rammen; slaan; timmeren hameren; kloppen met een hamer; knallen
batter een klap geven; slaan bombarderen; mishandelen; molesteren; pijnigen; vanuit de lucht beschieten
beat een klap geven; slaan
hammer bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; meppen; rammen; slaan; timmeren hameren; klinken; kloppen met een hamer; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
hit een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren beroeren; ontroeren; raken; treffen
slap hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren
smack een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren smakken; smakkend eten
smash een klap geven; slaan aan stukken breken; aan stukken slaan; breken; fijnmaken; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotgooien; kapotslaan; platdrukken; smashen; stukbreken; stukgooien; stukslaan; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
strike een klap geven; slaan aansteken; beroeren; doen branden; frapperen; grijpen; het werk neerleggen als protest; in staking gaan; in staking zijn; ontroeren; ontsteken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raken; staken; toeslaan; treffen; vuur maken; werkonderbreken; wrijven
thump bonken; hameren; rammen; slaan hengsten; rammen; stompen
AdverbRelated TranslationsOther Translations
bang boem
ModifierRelated TranslationsOther Translations
hit aangeschoten; geslagen; getroffen

Related Definitions for "slaan":

  1. waar het over gaat1
    • zijn opmerking sloeg op mij1
  2. een dreunend geluid maken1
    • de grote klok slaat drie uur1
  3. klappen geven1
    • hij sloeg de hond toen die niet luisterde1

Wiktionary Translations for slaan:

slaan
verb
  1. een klap uitdelen; met de arm of een vastgehouden voorwerp een snelle, rakende beweging maken
  2. het voorbrengen van geluid door ergens op te slaan
slaan
verb
  1. to manage to touch in the right place
  2. to give a blow
  3. survive; to do well enough
  4. to hit with a club
  5. hit, especially with the fist
  6. strike (a person), giving them a bruise
  7. to beat
  8. to whip
  9. to hit, to knock, to pound, to strike
  10. to hit
  11. to make a medal etc
  12. To hit, slap or strike

Cross Translation:
FromToVia
slaan bashing; beating; buffetting; ballyhoo battage — agri|fr action de battre les céréales, certains légumes ou certaines légumineuses pour séparer les tiges de la graine.
slaan bashing; beating; buffetting battementaction de battre, parler des choses.
slaan applaud; bang; beat; break; clap; coin; cream; fan; fly; hammer; hit; palpitate; pound; retreat; scour; scuffle; slam; strike; thrash; thresh; throb; wallop; shuffle; whip; whisk battrefrapper de coups répétés.
slaan club; cudgel bâtonnerfrapper de coups de bâtonréf|1&2.
slaan stamp; mark estampillermarquer avec une estampille.
slaan hit; catch; run across; strike; swat; attain; encounter; find; score; run up against; knock; smack; stub; beat; wallop frapper — A TRIER
slaan crash into; crash; hit; shock; appal; horrify; knock; strike; smack; stub; beat; wallop heurterentrer brusquement en contact.
slaan give a ring; ring the bell; toll; peal; ring; clang; sound; strike; resound sonnerrendre un son.

Related Translations for sla



English

Detailed Translations for sla from English to Dutch

SLA:

SLA [the ~] nom

  1. the SLA (service level agreement)
    – An agreement between two or more parties describing the deliverables, support, and communication that each party will provide to the other. 2

Translation Matrix for SLA:

Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
SLA SLA; service level agreement
service level agreement SLA; service level agreement
serviceovereenkomst SLA; service level agreement service agreement

Related Definitions for "SLA":

  1. An agreement between two or more parties describing the deliverables, support, and communication that each party will provide to the other.2