Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ziekelijkheid:
  2. ziekelijk:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ziekelijkheid from Dutch to English

ziekelijkheid:

ziekelijkheid [de ~ (v)] nom

  1. de ziekelijkheid
    the morbidity; the sickliness

Translation Matrix for ziekelijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
morbidity ziekelijkheid
sickliness ziekelijkheid

Related Words for "ziekelijkheid":


Wiktionary Translations for ziekelijkheid:

ziekelijkheid
noun
  1. An occurrence of illness or disease, or a single symptom of that illness
  2. The quality of being unhealthful, morbid; morbidness

ziekelijk:

ziekelijk adj

  1. ziekelijk (pathologisch)
  2. ziekelijk (bleekjes; zwak; wee; )
    weak; feeble; frail; pale; sick; faint; wan

Translation Matrix for ziekelijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
faint bedwelming; flauwte; versuffing; zwijm
VerbRelated TranslationsOther Translations
faint flauwvallen; in katzwijm vallen; wegraken; zwijmelen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
faint bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak afgedempt; bleek; flauw; flauwtjes; flets; gedempt; halfluid; laf; mistig; nevelachtig; niet helder; onduidelijk; onhelder; schemerig; schimmig; slap; slapjes; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; zonder zout; zoutloos; zwak; zwakjes
feeble bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; zwak; zwakjes
frail bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; onsolide; slap; slapjes; teder; teer; tenger; zwak
pale bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak blank; bleek; bleek van gelaatskleur; flauw; flets; kleurloos; ongekleurd; pips; verschoten; wit; wit van huidskleur
pathological pathologisch; ziekelijk
sick bleekjes; pathologisch; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak beu; gruwelijk; misselijk; naar; onpasselijk; onwel; spuugmisselijk; spuugzat
wan bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak
weak bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak karakterloos; krachteloos; slap; slapjes; week; zonder karakter; zwak

Related Words for "ziekelijk":


Wiktionary Translations for ziekelijk:

ziekelijk
adjective
  1. geneigd om vaak ziek te zijn
  2. geestelijk ongezond
adverb
  1. op geestelijk ongezonde wijze
ziekelijk
adjective
  1. unhealthy or unwholesome, especially psychologically
  2. of or relating to disease

Cross Translation:
FromToVia
ziekelijk sickly chétif — Qui est faible, frêle. — usage Se dit des personnes ou des choses qui n’ont pas l’apparence ou les qualités, la force qu’elles devoir avoir.