Dutch
Detailed Translations for vermaken from Dutch to English
vermaken:
-
vermaken (iemand amuseren; bezig houden)
-
vermaken (legateren; nalaten; vererven)
-
vermaken (iemand iets nalaten; nalaten)
to leave behind
Conjugations for vermaken:
o.t.t.
- vermaak
- vermaakt
- vermaakt
- vermaken
- vermaken
- vermaken
o.v.t.
- vermaakde
- vermaakde
- vermaakde
- vermaakden
- vermaakden
- vermaakden
v.t.t.
- heb vermaakt
- hebt vermaakt
- heeft vermaakt
- hebben vermaakt
- hebben vermaakt
- hebben vermaakt
v.v.t.
- had vermaakt
- had vermaakt
- had vermaakt
- hadden vermaakt
- hadden vermaakt
- hadden vermaakt
o.t.t.t.
- zal vermaken
- zult vermaken
- zal vermaken
- zullen vermaken
- zullen vermaken
- zullen vermaken
o.v.t.t.
- zou vermaken
- zou vermaken
- zou vermaken
- zouden vermaken
- zouden vermaken
- zouden vermaken
diversen
- vermaak!
- vermaakt!
- vermaakt
- vermakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het vermaken (amuseren)
Translation Matrix for vermaken:
Wiktionary Translations for vermaken:
vermaken
Cross Translation:
verb
vermaken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vermaken | → entertain; amuse | ↔ amuser — divertir par des choses agréables. |
• vermaken | → turn; amend; shift | ↔ changer — à trier |
• vermaken | → transform; change; turn; alter; amend; convert; shift | ↔ transformer — métamorphoser, donner à une personne ou à une chose une autre forme que celle qui lui est propre ou qu’elle avait précédemment. |