Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aan elkaar hangen:


Dutch

Detailed Translations for aan elkaar hangen from Dutch to English

aan elkaar hangen:

aan elkaar hangen verbe

  1. aan elkaar hangen (aan elkaar kleven; plakken; vastplakken; )
    to stick; to stick together; to glue together; to patch; to glue
    • stick verbe (sticks, sticked, sticking)
    • stick together verbe (sticks together, stuck together, sticking together)
    • glue together verbe (glues together, glued together, glueing together)
    • patch verbe (patches, patched, patching)
    • glue verbe (glues, glued, glueing)

Translation Matrix for aan elkaar hangen:

NounRelated TranslationsOther Translations
glue kit; kleefmiddel; kleefpasta; kleefstof; lijm; plak; plakmiddel; plaksel
stick baton; hakhout; hockeystick; knoet; knuppel; loot; phylum; pook; schacht; slaghout; staaf; staf; stam; stang; stok; takje; twijg; versnellingshandel
VerbRelated TranslationsOther Translations
glue aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan elkaar kleven; aaneenplakken; hechten; iets vastkleven; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
glue together aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aaneen plakken; aaneenplakken; hechten; klitten; lijmen; opplakken; plakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
patch aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aaneenplakken; klitten; plakken; vastlijmen; verstellen
stick aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan elkaar kleven; aaneenplakken; blijven hangen; blijven steken; graaien; grijpen; grissen; haperen; iets vastkleven; jatten; kleven; klitten; lijmen; omhoogzitten; op hetzelfde niveau blijven; pikken; plakken; samenplakken; snaaien; stagneren; stokken; vast blijven hangen; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastlopen; vastplakken; wegkapen
stick together aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aan elkaar kleven; aaneenplakken; klitten; lijmen; plakken; samenplakken; vastkleven; vastlijmen; vastplakken

Related Translations for aan elkaar hangen