Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aanmerken:


Dutch

Detailed Translations for aanmerken from Dutch to English

aanmerken:

aanmerken verbe (merk aan, merkt aan, merkte aan, merkten aan, aangemerkt)

  1. aanmerken
    to rebuke; to reprimand; to blame
    • rebuke verbe (rebukes, rebuked, rebuking)
    • reprimand verbe (reprimands, reprimanded, reprimanding)
    • blame verbe (blames, blamed, blaming)

Conjugations for aanmerken:

o.t.t.
  1. merk aan
  2. merkt aan
  3. merkt aan
  4. merken aan
  5. merken aan
  6. merken aan
o.v.t.
  1. merkte aan
  2. merkte aan
  3. merkte aan
  4. merkten aan
  5. merkten aan
  6. merkten aan
v.t.t.
  1. heb aangemerkt
  2. hebt aangemerkt
  3. heeft aangemerkt
  4. hebben aangemerkt
  5. hebben aangemerkt
  6. hebben aangemerkt
v.v.t.
  1. had aangemerkt
  2. had aangemerkt
  3. had aangemerkt
  4. hadden aangemerkt
  5. hadden aangemerkt
  6. hadden aangemerkt
o.t.t.t.
  1. zal aanmerken
  2. zult aanmerken
  3. zal aanmerken
  4. zullen aanmerken
  5. zullen aanmerken
  6. zullen aanmerken
o.v.t.t.
  1. zou aanmerken
  2. zou aanmerken
  3. zou aanmerken
  4. zouden aanmerken
  5. zouden aanmerken
  6. zouden aanmerken
diversen
  1. merk aan!
  2. merkt aan!
  3. aangemerkt
  4. aanmerkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanmerken:

NounRelated TranslationsOther Translations
blame berisping; blaam; gisping; kwalijk nemen; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
reprimand berisping; gisping; lering; reprimande; standje; terechtwijzing; verwijt
VerbRelated TranslationsOther Translations
blame aanmerken aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; terechtwijzen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarschuwen; wijten
rebuke aanmerken aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarschuwen
reprimand aanmerken aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; bestraffen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; sancties treffen; straffen; terechtwijzen; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarschuwen