Noun | Related Translations | Other Translations |
look
|
aanblik; aanzicht
|
aangezicht; aanzien; blikken; buitenkant; expressie; gedaante; gelaat; gelaatsuitdrukking; gezichtsuitdrukking; kijkje; oogopslagen; type; uitdrukking; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
|
sight
|
aanblik; aanzicht
|
aanblik; aangezicht; gelaat; gezicht; kijk; panorama; prospect; uitzicht; vergezicht; vizier; vue; zicht
|
view
|
aanblik; aanzicht
|
aspect; begrip; benul; bezichtigen; bezichtiging; denkbeeld; doorkijk; facet; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; gezindheid; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kijk; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; opzicht; overtuiging; panorama; perspectief; prospect; standpunt; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; verreikend uitzicht; visie; vue; weergave; zicht; zienswijs; zienswijze
|
vision
|
aanblik; aanzicht
|
begrip; benul; beschouwing; denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; kans; kijk; lezing; mening; mentale voorstelling; oordeel; opinie; opvatting; perspectief; standpunt; toekomst; visie; visioen; vooruitzicht; zienswijze
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
look
|
|
blikken; blikken werpen; er uitzien; eruit zien; kijken; lijken; ogen; schijnen; schouwen; toeschijnen; toeschouwen
|
view
|
|
aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; examineren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; observeren; schouwen; waarnemen; weergeven; zien
|