Summary
Dutch to English: more detail...
- accommoderen:
-
Wiktionary:
- accommoderen → accommodate
- accommoderen → accommodate, adapt, adjust
Dutch
Detailed Translations for accommoderen from Dutch to English
accommoderen:
-
accommoderen
accomodate-
accomodate verbe
-
-
accommoderen (iemand huisvesten; onderbrengen; huizen; herbergen; huisvesten; onderdak verschaffen; onderdak geven; onderdak verlenen)
Conjugations for accommoderen:
o.t.t.
- accomodeer
- accomodeert
- accomodeert
- accomoderen
- accomoderen
- accomoderen
o.v.t.
- accomodeerde
- accomodeerde
- accomodeerde
- accomodeerden
- accomodeerden
- accomodeerden
v.t.t.
- ben geaccomodeerd
- bent geaccomodeerd
- is geaccomodeerd
- zijn geaccomodeerd
- zijn geaccomodeerd
- zijn geaccomodeerd
v.v.t.
- was geaccomodeerd
- was geaccomodeerd
- was geaccomodeerd
- waren geaccomodeerd
- waren geaccomodeerd
- waren geaccomodeerd
o.t.t.t.
- zal accommoderen
- zult accommoderen
- zal accommoderen
- zullen accommoderen
- zullen accommoderen
- zullen accommoderen
o.v.t.t.
- zou accommoderen
- zou accommoderen
- zou accommoderen
- zouden accommoderen
- zouden accommoderen
- zouden accommoderen
diversen
- accomodeer!
- accomodeert!
- geaccomodeerd
- accomoderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for accommoderen:
Wiktionary Translations for accommoderen:
accommoderen
Cross Translation:
verb
-
to adapt to fit
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• accommoderen | → accommodate; adapt; adjust | ↔ accommoder — donner, procurer de la commodité. |
• accommoderen | → adapt | ↔ ajuster — accommoder une chose, en sorte qu’elle s’adapter à une autre. |
External Machine Translations: