Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. afgeladen:
  2. afladen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afgeladen from Dutch to English

afgeladen:

afgeladen adj

  1. afgeladen (vol)

Translation Matrix for afgeladen:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
packed afgeladen; vol gepakt; knalvol; opgepropt; overvol; propvol; stampvol; tjokvol
ModifierRelated TranslationsOther Translations
crammed afgeladen; vol knalvol; opgepropt; overvol; propvol; stampvol; tjokvol
full afgeladen; vol gevuld; klankrijk; kompleet; opgevuld; plenair; sonoor; verzadigd; vol; volgegeten; volgestopt; voltallig

afladen:

afladen verbe (laad af, laadt af, laadde af, laadden af, afgeladen)

  1. afladen (iets uitladen; ontladen; lossen)
    to discharge; offload

Conjugations for afladen:

o.t.t.
  1. laad af
  2. laadt af
  3. laadt af
  4. laden af
  5. laden af
  6. laden af
o.v.t.
  1. laadde af
  2. laadde af
  3. laadde af
  4. laadden af
  5. laadden af
  6. laadden af
v.t.t.
  1. ben afgeladen
  2. bent afgeladen
  3. is afgeladen
  4. zijn afgeladen
  5. zijn afgeladen
  6. zijn afgeladen
v.v.t.
  1. was afgeladen
  2. was afgeladen
  3. was afgeladen
  4. waren afgeladen
  5. waren afgeladen
  6. waren afgeladen
o.t.t.t.
  1. zal afladen
  2. zult afladen
  3. zal afladen
  4. zullen afladen
  5. zullen afladen
  6. zullen afladen
o.v.t.t.
  1. zou afladen
  2. zou afladen
  3. zou afladen
  4. zouden afladen
  5. zouden afladen
  6. zouden afladen
diversen
  1. laad af!
  2. laadt af!
  3. afgeladen
  4. afladende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afladen [znw.] nom

  1. afladen (lossen; uitladen)
    the discharging

Translation Matrix for afladen:

NounRelated TranslationsOther Translations
discharge afdanken; afschaffen; afvoer; afwatering; decharge; emissie; kwijting; loslating; lossing; lozing; ontlading; ontslaan; ontslaan van werknemers; ontslag; plotselinge uitbarsting; uit de dienst ontslaan; uitlading; uitstoot; vrijlating; waterafvoer
discharging afladen; lossen; uitladen emissie; lozen; ontslaan van werknemers; ontslag; spuien; uitstoot
VerbRelated TranslationsOther Translations
discharge afladen; iets uitladen; lossen; ontladen aan de dijk zetten; afdanken; afscheiden; afvloeien; afvoeren; congé geven; dwingen ontslag te nemen; eruit gooien; kwijten; lozen; ontheffen; ontslaan; pasporteren; uitscheiden; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; van zijn positie verdrijven; verzenden; wegsturen; wegzenden
offload afladen; iets uitladen; lossen; ontladen

Wiktionary Translations for afladen:

afladen
verb
  1. to transfer data from a remote computer to a local one

Cross Translation:
FromToVia
afladen landfill déchargeaction de décharger.
afladen unload décharger — Ôter ce qui formait la charge.