Dutch
Detailed Translations for afgepast from Dutch to English
afgepast:
Translation Matrix for afgepast:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
exact | afgepast | accuraat; exact; gedetailleerd; haarfijn; haarscherp; juist; kloppend; met grote juistheid; minutieus; naaldscherp; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; ragfijn; secuur; uitgerekend; waar; zorgvuldig |
measured | afgepast | afgemeten; afgemeten praten; gemeten; opgemeten; stijf |
afpassen:
-
afpassen
Conjugations for afpassen:
o.t.t.
- pas af
- past af
- past af
- passen af
- passen af
- passen af
o.v.t.
- paste af
- paste af
- paste af
- pasten af
- pasten af
- pasten af
v.t.t.
- heb afgepast
- hebt afgepast
- heeft afgepast
- hebben afgepast
- hebben afgepast
- hebben afgepast
v.v.t.
- had afgepast
- had afgepast
- had afgepast
- hadden afgepast
- hadden afgepast
- hadden afgepast
o.t.t.t.
- zal afpassen
- zult afpassen
- zal afpassen
- zullen afpassen
- zullen afpassen
- zullen afpassen
o.v.t.t.
- zou afpassen
- zou afpassen
- zou afpassen
- zouden afpassen
- zouden afpassen
- zouden afpassen
diversen
- pas af!
- past af!
- afgepast
- afpassende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afpassen
Translation Matrix for afpassen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
giving the exact money | afpassen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
give exact money | afpassen | |
give the exact money | afpassen |