Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. afkomen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afkomen from Dutch to English

afkomen:

afkomen verbe (kom af, komt af, kwam af, kwamen af, afgekomen)

  1. afkomen
    to get finished
    • get finished verbe (gets finished, got finished, getting finished)

Conjugations for afkomen:

o.t.t.
  1. kom af
  2. komt af
  3. komt af
  4. komen af
  5. komen af
  6. komen af
o.v.t.
  1. kwam af
  2. kwam af
  3. kwam af
  4. kwamen af
  5. kwamen af
  6. kwamen af
v.t.t.
  1. ben afgekomen
  2. bent afgekomen
  3. is afgekomen
  4. zijn afgekomen
  5. zijn afgekomen
  6. zijn afgekomen
v.v.t.
  1. was afgekomen
  2. was afgekomen
  3. was afgekomen
  4. waren afgekomen
  5. waren afgekomen
  6. waren afgekomen
o.t.t.t.
  1. zal afkomen
  2. zult afkomen
  3. zal afkomen
  4. zullen afkomen
  5. zullen afkomen
  6. zullen afkomen
o.v.t.t.
  1. zou afkomen
  2. zou afkomen
  3. zou afkomen
  4. zouden afkomen
  5. zouden afkomen
  6. zouden afkomen
diversen
  1. kom af!
  2. komt af!
  3. afgekomen
  4. afkomende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afkomen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
get finished afkomen

Related Definitions for "afkomen":

  1. afgemaakt worden1
    • het werk is op tijd af1
  2. ervan verlost of bevrijd worden1
    • weet u hoe ik van die buikpijn afkom?1

Wiktionary Translations for afkomen:

afkomen
verb
  1. benaderen
  2. afstammen
afkomen
verb
  1. To incur mild consequences
  2. military: to appear or present oneself

External Machine Translations:

Related Translations for afkomen