Summary
Dutch to English: more detail...
-
afzetten:
- deceive; cheat; swindle; hoodwink; woodwink; diddle; lie; dodge; trick; fool; demarcate; outline; fence off; mark out; clearly define; define; map out; fence in; trace out; fence; border; edge; drop off somewhere; drop; put down; put someone off; put out; halt; set out; stop; turn off; bring to a halt; bring to a standstill; extinguish; matter; switch off; make out; disconnect; amputate; be deceived; be duped
- amputation; amputating; removing; taking
- afzet:
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for afzetten from Dutch to English
afzetten:
-
afzetten (besodemieteren; misleiden; bedriegen; zwendelen; oplichten; beduvelen; belazeren; bedonderen)
-
afzetten (bedotten; tillen)
-
afzetten
-
afzetten (afpalen; begrenzen; afbakenen; omlijnen)
-
afzetten (omranden)
-
afzetten (ergens loslaten; droppen)
-
afzetten (laten uitstappen)
-
afzetten (stilzetten; stoppen; tot stilstand brengen)
to put out; to halt; to set out; to stop; to turn off; to bring to a halt; to bring to a standstill-
bring to a standstill verbe (brings to a standstill, brought to a standstill, bringing to a standstill)
-
afzetten (uitschakelen; uitmaken; uitzetten; uitdoen)
to extinguish; to matter; to switch off; to make out; to turn off; to set out; to disconnect; to put out -
afzetten (amputeren)
-
afzetten (bedrogen worden; oplichten; flessen)
Conjugations for afzetten:
o.t.t.
- zet af
- zet af
- zet af
- zetten af
- zetten af
- zetten af
o.v.t.
- zette af
- zette af
- zette af
- zetten af
- zetten af
- zetten af
v.t.t.
- heb afgezet
- hebt afgezet
- heeft afgezet
- hebben afgezet
- hebben afgezet
- hebben afgezet
v.v.t.
- had afgezet
- had afgezet
- had afgezet
- hadden afgezet
- hadden afgezet
- hadden afgezet
o.t.t.t.
- zal afzetten
- zult afzetten
- zal afzetten
- zullen afzetten
- zullen afzetten
- zullen afzetten
o.v.t.t.
- zou afzetten
- zou afzetten
- zou afzetten
- zouden afzetten
- zouden afzetten
- zouden afzetten
diversen
- zet af!
- zet af!
- afgezet
- afzettende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afzetten:
Related Words for "afzetten":
Wiktionary Translations for afzetten:
afzetten
Cross Translation:
verb
afzetten
-
amputeren
-
bekocht worden
- afzetten → rip off
-
eieren leggen
- afzetten → spawn
-
uit de auto laten
- afzetten → drop off
-
bezinken
- afzetten → deposit
-
uitschakelen
- afzetten → switch off
-
tot afstand dwingen
- afzetten → depose
-
blokkeren
- afzetten → block off
-
afnemen
- afzetten → take off
-
als startpunt gebruiken
- afzetten → push oneself off
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afzetten | → amputate | ↔ amputer — chir|fr enlever, à l’aide d’instruments tranchants, un membre, une partie du corps. |
• afzetten | → put away; waive; expose; put off; take off; lay; put down; kidnap | ↔ enlever — Déplacer vers le haut. |
• afzetten | → fit out; garnish; trim; bedeck; deck; decorate; embellish; furnish; accoutre | ↔ garnir — militaire|fr armer, munir un dispositif de défense d'éléments ou de troupes nécessaires à sa défense, à sa protection. |
afzet:
Translation Matrix for afzet:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sales | afzet; omzet; verkoop | opruiming; opruimingen; opruimingsuitverkoop; opruimingsuitverkopen; seizoenopruiming; seizoensuitverkoop; uitverkoop; uitverkopen; verkoop; verkopingen |
turnover | afzet; omzet; verkoop | oliekoek; omzet; plotselinge omwenteling |