Dutch
Detailed Translations for bescheiden zijn from Dutch to English
bescheiden zijn:
bescheiden zijn verbe (ben bescheiden, bent bescheiden, is bescheiden, was bescheiden, waren bescheiden, bescheiden geweest)
-
bescheiden zijn
Conjugations for bescheiden zijn:
o.t.t.
- ben bescheiden
- bent bescheiden
- is bescheiden
- zijn bescheiden
- zijn bescheiden
- zijn bescheiden
o.v.t.
- was bescheiden
- was bescheiden
- was bescheiden
- waren bescheiden
- waren bescheiden
- waren bescheiden
v.t.t.
- ben bescheiden geweest
- bent bescheiden geweest
- is bescheiden geweest
- zijn bescheiden geweest
- zijn bescheiden geweest
- zijn bescheiden geweest
v.v.t.
- was bescheiden geweest
- was bescheiden geweest
- was bescheiden geweest
- waren bescheiden geweest
- waren bescheiden geweest
- waren bescheiden geweest
o.t.t.t.
- zal bescheiden zijn
- zult bescheiden zijn
- zal bescheiden zijn
- zullen bescheiden zijn
- zullen bescheiden zijn
- zullen bescheiden zijn
o.v.t.t.
- zou bescheiden zijn
- zou bescheiden zijn
- zou bescheiden zijn
- zouden bescheiden zijn
- zouden bescheiden zijn
- zouden bescheiden zijn
diversen
- ben bescheiden!
- bent bescheiden!
- bescheiden geweest
- bescheiden zijnde
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bescheiden zijn:
Verb | Related Translations | Other Translations |
be modest | bescheiden zijn |