Dutch

Detailed Translations for besluiten from Dutch to English

besluiten:

besluiten verbe (besluit, besloot, besloten, besloten)

  1. besluiten (beslissen)
    to decide; to terminate; to come to an end; to bring to a close; to finish; to wind up; to end; to stop
    • decide verbe (decides, decided, deciding)
    • terminate verbe (terminates, terminated, terminating)
    • come to an end verbe (comes to an end, came to an end, coming to an end)
    • bring to a close verbe (brings to a close, brought to a close, bringing to a close)
    • finish verbe (finishes, finished, finishing)
    • wind up verbe (winds up, wound up, winding up)
    • end verbe (ends, ended, ending)
    • stop verbe (stops, stopped, stopping)

Conjugations for besluiten:

o.t.t.
  1. besluit
  2. besluit
  3. besluit
  4. besluiten
  5. besluiten
  6. besluiten
o.v.t.
  1. besloot
  2. besloot
  3. besloot
  4. besloten
  5. besloten
  6. besloten
v.t.t.
  1. heb besloten
  2. hebt besloten
  3. heeft besloten
  4. hebben besloten
  5. hebben besloten
  6. hebben besloten
v.v.t.
  1. had besloten
  2. had besloten
  3. had besloten
  4. hadden besloten
  5. hadden besloten
  6. hadden besloten
o.t.t.t.
  1. zal besluiten
  2. zult besluiten
  3. zal besluiten
  4. zullen besluiten
  5. zullen besluiten
  6. zullen besluiten
o.v.t.t.
  1. zou besluiten
  2. zou besluiten
  3. zou besluiten
  4. zouden besluiten
  5. zouden besluiten
  6. zouden besluiten
diversen
  1. besluit!
  2. besluit!
  3. besloten
  4. besluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

besluiten [het ~] nom

  1. het besluiten (raadsbesluit; besluit)
    the decision of the town council; the decree; the ordinance

Translation Matrix for besluiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
decision of the town council besluit; besluiten; raadsbesluit beslissing; raadsbesluit
decree besluit; besluiten; raadsbesluit afkondiging; arrest; beslissing; decreet; maatregel; raadsbesluit; regeringsbesluit; schikking; uitvaardiging; voorziening
end afstand; beëindiging; distantie; einde; eindpunt; end; finale; slot; sluiting
finish afkrijgen; afwerking; einde; eindpunt; eindstreep; end; fineer; finish; finishlijn; meet; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken
ordinance besluit; besluiten; raadsbesluit beschikking; discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; regeringsbesluit; tucht; verordening
stop halt; halte; halteplaats; oponthoud; stopplaats; vertraging
VerbRelated TranslationsOther Translations
bring to a close beslissen; besluiten aflopen; afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen; ten einde lopen
come to an end beslissen; besluiten aflopen; eindigen; ten einde lopen
decide beslissen; besluiten
decree afkondigen; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; uitvaardigen; verordenen; verordonneren
end beslissen; besluiten aankomen; afgrenzen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; begrenzen; belanden; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; finishen; geraken; gesprek beëindigen; halthouden; klaarkrijgen; klaarmaken; naar einde toewerken; ophouden; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; terechtkomen; van grenzen voorzien; verzeilen; volbrengen; volmaken; voltooien
finish beslissen; besluiten aankomen; afdoen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; garneren; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opruimen; opsmukken; perfectioneren; regelen; reinigen; schoonmaken; schotels garneren; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uithalen; uitkrijgen; uitmesten; uitpraten; uitruimen; uitspelen; uitspreken; versieren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
stop beslissen; besluiten afhouden; afremmen; afzetten; beletten; blijven staan; blijven steken; dichten; dwarsbomen; dwarsliggen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gaten stoppen; halt houden; halthouden; haperen; inhouden; opgeven; ophouden; remmen; staken; stelpen; stilhouden; stillen; stilstaan; stilzetten; stokken; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; uitscheiden; vastlopen; vertragen; weerhouden
terminate beslissen; besluiten afspraak afzeggen; beëindigen
wind up beslissen; besluiten afronden; completeren; haspelen; laatste gedeelte afmaken; omhoogkronkelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden
- bepalen; beslissen; opheffen; uitmaken; vaststellen

Synonyms for "besluiten":


Antonyms for "besluiten":


Related Definitions for "besluiten":

  1. zeggen hoe het is of wat er gebeurt1
    • we besloten dit jaar niet met vakantie te gaan1
  2. er een einde aan maken1
    • we besloten de middag met een dansje1

Wiktionary Translations for besluiten:

besluiten
verb
  1. vaststellen hoe het moet
  2. afsluiten
besluiten
verb
  1. to resolve or settle
  2. to finalize, form climax of
  3. to climax
  4. to end
  5. make a firm decision

Cross Translation:
FromToVia
besluiten decide entscheiden — einen Entschluss fassen, sich entschließen
besluiten cease; stop; end; quit; abate; finish; terminate; conclude cesser — Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer.
besluiten conclude; abstract; gather; induce; infer; find conclure — Traductions à trier suivant le sens
besluiten decide; choose; determine; resolve; settle; adjudicate déciderrésoudre après examen une chose douteux et contester.
besluiten finish; come to an end; end up; expire; conclude; terminate finirachever, terminer, arriver à échéance, cesser, finaliser.
besluiten finish; stop; discontinue; end; halt; lift; prorogue; quell; staunch; abate; terminate; conclude terminerborner, limiter.