Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. besodemieteren:


Dutch

Detailed Translations for besodemieteren from Dutch to English

besodemieteren:

besodemieteren verbe (besodemieter, besodemietert, besodemieterde, besodemieterden, besodemieterd)

  1. besodemieteren (afzetten; misleiden; bedriegen; )
    to deceive; to cheat; to swindle; to hoodwink; woodwink; to diddle
    • deceive verbe (deceives, deceived, deceiving)
    • cheat verbe (cheats, cheated, cheating)
    • swindle verbe (swindles, swindled, swindling)
    • hoodwink verbe (hoodwinks, hoodwinked, hoodwinking)
    • woodwink verbe
    • diddle verbe (diddles, diddled, diddling)

Conjugations for besodemieteren:

o.t.t.
  1. besodemieter
  2. besodemietert
  3. besodemietert
  4. besodemieteren
  5. besodemieteren
  6. besodemieteren
o.v.t.
  1. besodemieterde
  2. besodemieterde
  3. besodemieterde
  4. besodemieterden
  5. besodemieterden
  6. besodemieterden
v.t.t.
  1. heb besodemieterd
  2. hebt besodemieterd
  3. heeft besodemieterd
  4. hebben besodemieterd
  5. hebben besodemieterd
  6. hebben besodemieterd
v.v.t.
  1. had besodemieterd
  2. had besodemieterd
  3. had besodemieterd
  4. hadden besodemieterd
  5. hadden besodemieterd
  6. hadden besodemieterd
o.t.t.t.
  1. zal besodemieteren
  2. zult besodemieteren
  3. zal besodemieteren
  4. zullen besodemieteren
  5. zullen besodemieteren
  6. zullen besodemieteren
o.v.t.t.
  1. zou besodemieteren
  2. zou besodemieteren
  3. zou besodemieteren
  4. zouden besodemieteren
  5. zouden besodemieteren
  6. zouden besodemieteren
diversen
  1. besodemieter!
  2. besodemietert!
  3. besodemieterd
  4. besodemieterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for besodemieteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
cheat chantage; flessentrekker; misleider
diddle verlakkerij
swindle boerenbedrog; fraude; gezwendel; malversatie; onregelmatigheden; ontvreemding; oplichterij; oplichting; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; verlakkerij; zwendel; zwendelarij
VerbRelated TranslationsOther Translations
cheat afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen afzetten; bedotten; neppen; tillen; verneuken
deceive afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen bedonderen; bezwendelen; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; sjoemelen; wijsmaken
diddle afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen
hoodwink afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden
swindle afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen bedonderen; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; neppen; te pakken nemen; voor de gek houden
woodwink afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen

External Machine Translations: