Summary
Dutch
Detailed Translations for bestaand from Dutch to English
bestaand:
Translation Matrix for bestaand:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
existing | bestaand | bestaande |
bestaan:
Conjugations for bestaan:
o.t.t.
- besta
- bestaat
- bestaat
- bestaan
- bestaan
- bestaan
o.v.t.
- bestond
- bestond
- bestond
- bestonden
- bestonden
- bestonden
v.t.t.
- heb bestaan
- hebt bestaan
- heeft bestaan
- hebben bestaan
- hebben bestaan
- hebben bestaan
v.v.t.
- had bestaan
- had bestaan
- had bestaan
- hadden bestaan
- hadden bestaan
- hadden bestaan
o.t.t.t.
- zal bestaan
- zult bestaan
- zal bestaan
- zullen bestaan
- zullen bestaan
- zullen bestaan
o.v.t.t.
- zou bestaan
- zou bestaan
- zou bestaan
- zouden bestaan
- zouden bestaan
- zouden bestaan
diversen
- besta!
- bestaat!
- bestaan
- bestaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het bestaan (existentie; leven; zijn)
Translation Matrix for bestaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
being | bestaan; existentie; leven; zijn | individu; mens; persoon; sterveling; wezen |
existence | bestaan; existentie; leven; zijn | |
life | bestaan; existentie; leven; zijn | bestendigheid; duurzaamheid; levensduur; levensproces; leventje |
path of life | bestaan; existentie; leven; zijn | levensgeschiedenis; levensloop; levenswandel; levensweg |
Verb | Related Translations | Other Translations |
exist | bestaan; existeren; leven; zijn | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
being | zijnd |
Related Definitions for "bestaan":
Wiktionary Translations for bestaan:
bestaan
Cross Translation:
verb
bestaan
noun
-
the state of being, existing, or occurring
-
the state or fact of existence
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bestaan | → persistance | ↔ Bestand — fortdauernde Existenz von etwas |
• bestaan | → exist | ↔ bestehen — intransitiv: existieren, erhalten bleiben |
• bestaan | → exist | ↔ existieren — da sein, vorhanden sein, ein Teil der Realität sein |
• bestaan | → be | ↔ geben — (in Verbindung mit es) existieren, da sein |
• bestaan | → exist | ↔ exister — Être actuellement, ne pas être imaginé mais avoir une réalité. |
• bestaan | → dare; hazard; risk; venture; be audacious | ↔ oser — Avoir la hardiesse, l’audace de dire, de faire quelque chose. |