Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. beter:
  2. beteren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beter from Dutch to English

beter:

beter adj

  1. beter
    improved
    – become or made better in quality 1
    • improved adj
      • was proud of his improved grades1
      • an improved viewfinder1
    enhanced
    – increased or intensified in value or beauty or quality 1
    • enhanced adj
      • her enhanced beauty was the result of a good night's sleep rather than makeup1
      • careful cleaning was responsible for the enhanced value of the painting1

Translation Matrix for beter:

VerbRelated TranslationsOther Translations
better afmaken; beteren; bijwerken; completeren; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; perfectioneren; renoveren; repareren; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
enhanced beter uitgebreid
improved beter
ModifierRelated TranslationsOther Translations
better beter superieur

Related Definitions for "beter":

  1. sterker dan 'goed'2
    • een 8 is goed, maar een 9 is beter2
  2. weer gezond2
    • ik ben weer beter volgens de dokter2

Wiktionary Translations for beter:

beter
comparative
  1. comparative form of the adverb well
  2. comparative of the adjectives good or well
adjective
  1. superior

beter form of beteren:

beteren verbe (beter, betert, beterde, beterden, gebeterd)

  1. beteren (gezond worden; genezen; helen)
    to recover; regain one's health
    get well
    – improve in health 1
    to cure
    – provide a cure for, make healthy again 1
    • cure verbe (cures, cured, curing)
      • The treatment cured the boy's acne1
  2. beteren (leven beteren)
    to improve; to get better; better one's life
  3. beteren (verbeteren; corrigeren; herstellen; )
    to improve
    – to make better 1
    • improve verbe (improves, improved, improving)
      • The editor improved the manuscript with his changes1
    to correct; to renew; to get better; to make better; to better
    • correct verbe (corrects, corrected, correcting)
    • renew verbe (renews, renewed, renewing)
    • get better verbe (gets better, got better, getting better)
    • make better verbe (makes better, made better, making better)
    • better verbe (betters, bettered, bettering)

Conjugations for beteren:

o.t.t.
  1. beter
  2. betert
  3. betert
  4. beteren
  5. beteren
  6. beteren
o.v.t.
  1. beterde
  2. beterde
  3. beterde
  4. beterden
  5. beterden
  6. beterden
v.t.t.
  1. heb gebeterd
  2. hebt gebeterd
  3. heeft gebeterd
  4. hebben gebeterd
  5. hebben gebeterd
  6. hebben gebeterd
v.v.t.
  1. had gebeterd
  2. had gebeterd
  3. had gebeterd
  4. hadden gebeterd
  5. hadden gebeterd
  6. hadden gebeterd
o.t.t.t.
  1. zal beteren
  2. zult beteren
  3. zal beteren
  4. zullen beteren
  5. zullen beteren
  6. zullen beteren
o.v.t.t.
  1. zou beteren
  2. zou beteren
  3. zou beteren
  4. zouden beteren
  5. zouden beteren
  6. zouden beteren
diversen
  1. beter!
  2. betert!
  3. gebeterd
  4. beterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
cure geneeskundige methode; geneeswijze
VerbRelated TranslationsOther Translations
better beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
better one's life beteren; leven beteren
correct beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren corrigeren; goedmaken; rechtstrijken; rechtzetten; verbeteren
cure beteren; genezen; gezond worden; helen cureren; genezen; gezond maken; kaken; uitsnijden; verduurzamen; vis kaken
get better beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; leven beteren; renoveren; repareren; verbeteren erop vooruit gaan; vooruitkomen; vorderen
get well beteren; genezen; gezond worden; helen
improve beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; leven beteren; renoveren; repareren; verbeteren afmaken; beter worden; bijschaven; bijwerken; completeren; erop vooruit gaan; perfectioneren; progressie maken; updaten; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vorderen
make better beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
recover beteren; genezen; gezond worden; helen activeren; bekomen; herstellen; herwinnen; opleven; opwekken; reanimeren; terugwinnen; tot leven wekken; verlevendigen; zich hervinden
regain one's health beteren; genezen; gezond worden; helen
renew beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; renoveren; repareren; verbeteren hernieuwen; herstellen; in goede staat brengen; nieuw leven inblazen; opknappen; opnieuw doen; overdoen; renoveren; verbeteren; vernieuwen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
correct akkoord; correct; goed; in orde; juist; juiste; keurig; mee eens; onberispelijk; onbesproken; precies
PhraseRelated TranslationsOther Translations
get well beterschap
ModifierRelated TranslationsOther Translations
better beter; superieur

Wiktionary Translations for beteren:

beteren
verb
  1. to become better

Related Translations for beter