Summary
Dutch
Detailed Translations for bewapend from Dutch to English
bewapend:
Translation Matrix for bewapend:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
armed | bewapend; gewapend | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
in arms | bewapend; gewapend |
Wiktionary Translations for bewapend:
bewapend
adjective
-
prepared or armed for battle
bewapenen:
-
bewapenen (wapenen)
Conjugations for bewapenen:
o.t.t.
- bewapen
- bewapent
- bewapent
- bewapen
- bewapen
- bewapen
o.v.t.
- bewapende
- bewapende
- bewapende
- bewapenden
- bewapenden
- bewapenden
v.t.t.
- heb bewapend
- hebt bewapend
- heeft bewapend
- hebben bewapend
- hebben bewapend
- hebben bewapend
v.v.t.
- had bewapend
- had bewapend
- had bewapend
- hadden bewapend
- hadden bewapend
- hadden bewapend
o.t.t.t.
- zal bewapenen
- zult bewapenen
- zal bewapenen
- zullen bewapenen
- zullen bewapenen
- zullen bewapenen
o.v.t.t.
- zou bewapenen
- zou bewapenen
- zou bewapenen
- zouden bewapenen
- zouden bewapenen
- zouden bewapenen
diversen
- bewapen!
- bewapent!
- bewapend
- bewapenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bewapenen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
arm | arm; armleuning | |
armor | bepantsering; borstharnas; harnas; kuras; pantser | |
armour | bepantsering; borstharnas; harnas; kuras; pantser | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
arm | bewapenen; wapenen | |
armor | bewapenen; wapenen | afdekken; bepantseren; blinderen; harnassen |
armour | bewapenen; wapenen | afdekken; bepantseren; blinderen; harnassen |
reinforce | bewapenen; wapenen | bepantseren; harnassen; sterken; sterker maken; sterker worden; versterken |
External Machine Translations: