Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bijschaven:


Dutch

Detailed Translations for bijschaven from Dutch to English

bijschaven:

bijschaven verbe (schaaf bij, schaaft bij, schaafde bij, schaafden bij, bijgeschaven)

  1. bijschaven (perfectioneren)
    to refine; bring to perfection; to perfect
    to improve
    – to make better 1
    • improve verbe (improves, improved, improving)
      • The editor improved the manuscript with his changes1

Conjugations for bijschaven:

o.t.t.
  1. schaaf bij
  2. schaaft bij
  3. schaaft bij
  4. schaven bij
  5. schaven bij
  6. schaven bij
o.v.t.
  1. schaafde bij
  2. schaafde bij
  3. schaafde bij
  4. schaafden bij
  5. schaafden bij
  6. schaafden bij
v.t.t.
  1. heb bijgeschaven
  2. hebt bijgeschaven
  3. heeft bijgeschaven
  4. hebben bijgeschaven
  5. hebben bijgeschaven
  6. hebben bijgeschaven
v.v.t.
  1. had bijgeschaven
  2. had bijgeschaven
  3. had bijgeschaven
  4. hadden bijgeschaven
  5. hadden bijgeschaven
  6. hadden bijgeschaven
o.t.t.t.
  1. zal bijschaven
  2. zult bijschaven
  3. zal bijschaven
  4. zullen bijschaven
  5. zullen bijschaven
  6. zullen bijschaven
o.v.t.t.
  1. zou bijschaven
  2. zou bijschaven
  3. zou bijschaven
  4. zouden bijschaven
  5. zouden bijschaven
  6. zouden bijschaven
diversen
  1. schaaf bij!
  2. schaaft bij!
  3. bijgeschaven
  4. bijschavend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijschaven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bring to perfection bijschaven; perfectioneren
improve bijschaven; perfectioneren afmaken; beter worden; beteren; bijwerken; completeren; corrigeren; erop vooruit gaan; goedmaken; herstellen; herzien; leven beteren; perfectioneren; progressie maken; renoveren; repareren; updaten; verbeteren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vorderen
perfect bijschaven; perfectioneren afmaken; completeren; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien
refine bijschaven; perfectioneren in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; raffineren; reinigen; veredelen; verfijnen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
perfect briljant; correct; degelijk; diepgaand; diepgravend; eersteklas; eersterangs; excellent; foutloos; gaaf; grondig; helemaal; hoogwaardig; ideaal; keurig; niet oppervlakkig; onaangetast; onberispelijk; onbesproken; patent; perfect; perfekt; prima; puik; puntgaaf; subliem; superbe; top; tot de beste klasse behorend; totaal; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; van goede kwaliteit; volkomen; volleerd; volmaakt; voortreffelijk

External Machine Translations: