Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. blijdschap:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for blijdschap from Dutch to English

blijdschap:

blijdschap

  1. blijdschap

blijdschap [de ~ (v)] nom

  1. de blijdschap (plezier; vreugde)
    the cheerfulness; the banter; the waggery; the revelry

Translation Matrix for blijdschap:

NounRelated TranslationsOther Translations
banter blijdschap; plezier; vreugde aardigheid; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; malheid; pretje; scherts
cheerfulness blijdschap; plezier; vreugde blijheid; blijmoedigheid; frivoliteit; hupsheid; lichtzinnigheid; lustigheid; ondiepte; opgewektheid; oppervlakkigheid; uitgelatenheid; vrolijkheid
gladness jolijt; plezier; pret; vreugde
revelry blijdschap; plezier; vreugde blijheid; blijmoedigheid; feestdrukte; feestelijkheid; feestvreugde; hilariteit; hupsheid; jolijt; jool; keet; lol; lustigheid; opgewektheid; plezier; pretmakerij; uitgelatenheid; vrolijkheid
waggery blijdschap; plezier; vreugde
VerbRelated TranslationsOther Translations
banter badineren; dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
OtherRelated TranslationsOther Translations
gladness blijdschap

Wiktionary Translations for blijdschap:

blijdschap
noun
  1. een aangename stemming
    • blijdschapjoy
blijdschap
noun
  1. agreeable feeling
  2. emotion of being happy

Cross Translation:
FromToVia
blijdschap joy; gladness; delight; joyfulness; jubilation; elation allégressejoie qui se manifester au dehors.
blijdschap happiness bonheurfélicité ; état heureux.
blijdschap happiness; gladness; joy; delight; joyfulness joiesentiment de bonheur, de satisfaction vive et intense qui vient du plaisir que l'on a à agir, à accomplir non pas une tâche répétitif, mais de contribuer à un certain progrès qui est empreint d'un caractère spirituel philosophique, scientifique, religieux ou esthétique.