Dutch
Detailed Translations for buit from Dutch to English
buit:
-
de buit (vangst)
Translation Matrix for buit:
Noun | Related Translations | Other Translations |
booty | buit; vangst | |
catch | buit; vangst | deurknip; grendel; knip; knipslot; knipsluiting; onderschepping; schoot; schuif; tong; vangst; verschuifbare sluiting |
loot | buit; vangst | poet |
Verb | Related Translations | Other Translations |
catch | aanklampen; aanpakken; azen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; graaien; grijpen; grissen; inpakken; inpalmen; jatten; klauwen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; pikken; prooizoeken; snaaien; snappen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen; wegkapen | |
loot | leegplunderen; leegroven; leegstelen; plunderen; roven; uitplunderen |
Related Words for "buit":
Wiktionary Translations for buit:
buit
buit
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• buit | → acquisition; taking over; gain; acquirement; accession | ↔ acquisition — action d’acquérir. |
• buit | → loot; booty; accession; acquisition; gain | ↔ butin — Ce que l’on prendre sur les ennemis. |
• buit | → game; catch | ↔ gibier — chasse|fr animal sauvages comestibles qu’on prendre à la chasse. |
• buit | → obtention; obtainment; acquisition; acquirement; accession | ↔ obtention — Action d’obtenir. |
• buit | → prey; capture; quarry | ↔ proie — Traductions à trier suivant le sens |