Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. deugen:


Dutch

Detailed Translations for deugen from Dutch to English

deugen:

deugen verbe (deug, deugt, deugde, deugden, gedeugd)

  1. deugen (geschikt zijn; conveniëren; uitkomen; passen; passend zijn)
    to be suitable; to suit; to befit; to be fit; to be right; to be all right
    • be suitable verbe (is suitable, being suitable)
    • suit verbe (suits, suited, suiting)
    • befit verbe (befits, befitted, befitting)
    • be fit verbe (is fit, being fit)
    • be right verbe (is right, being right)
    • be all right verbe (is all right, being all right)

Conjugations for deugen:

o.t.t.
  1. deug
  2. deugt
  3. deugt
  4. deugen
  5. deugen
  6. deugen
o.v.t.
  1. deugde
  2. deugde
  3. deugde
  4. deugden
  5. deugden
  6. deugden
v.t.t.
  1. heb gedeugd
  2. hebt gedeugd
  3. heeft gedeugd
  4. hebben gedeugd
  5. hebben gedeugd
  6. hebben gedeugd
v.v.t.
  1. had gedeugd
  2. had gedeugd
  3. had gedeugd
  4. hadden gedeugd
  5. hadden gedeugd
  6. hadden gedeugd
o.t.t.t.
  1. zal deugen
  2. zult deugen
  3. zal deugen
  4. zullen deugen
  5. zullen deugen
  6. zullen deugen
o.v.t.t.
  1. zou deugen
  2. zou deugen
  3. zou deugen
  4. zouden deugen
  5. zouden deugen
  6. zouden deugen
diversen
  1. deug!
  2. deugt!
  3. gedeugd
  4. deugend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for deugen:

NounRelated TranslationsOther Translations
suit colbertkostuum; kostuum; maatpak; pak
VerbRelated TranslationsOther Translations
be all right conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
be fit conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
be right conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
be suitable conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
befit conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen
suit conveniëren; deugen; geschikt zijn; passen; passend zijn; uitkomen aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; bevallen; conveniëren; gelegen komen; gelieven; passen; plezieren; schikken; staan; uitkomen; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar
ModifierRelated TranslationsOther Translations
be right dezelfde tijd aangeven; gelijklopen