Dutch
Detailed Translations for dichtbijten from Dutch to English
dichtbijten:
-
dichtbijten (toebijten; happen; toehappen; toesnauwen)
Translation Matrix for dichtbijten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bite | aanbijten; hap; in een hap en een snap; knauw; mondvol; snap | |
snap | biscuit; biscuitje; kaakje; koek; koekje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bite | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | snerpen |
rise to the bait | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | |
snap | dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen | afbekken; afblaffen; afsnauwen; een knippend geluid maken; exploderen; fladderen; klappen; knakken; knappen; ontploffen; snauwen; springen; toesnauwen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uitlijnen; wapperen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
snap | attractief; elegant; fraai; goed ogend; gracieus; knap; mooi; sierlijk; welgevallig |