Dutch
Detailed Translations for dimmen from Dutch to English
dimmen:
Conjugations for dimmen:
o.t.t.
- dim
- dimt
- dimt
- dimmen
- dimmen
- dimmen
o.v.t.
- dimde
- dimde
- dimde
- dimden
- dimden
- dimden
v.t.t.
- heb gedimd
- hebt gedimd
- heeft gedimd
- hebben gedimd
- hebben gedimd
- hebben gedimd
v.v.t.
- had gedimd
- had gedimd
- had gedimd
- hadden gedimd
- hadden gedimd
- hadden gedimd
o.t.t.t.
- zal dimmen
- zult dimmen
- zal dimmen
- zullen dimmen
- zullen dimmen
- zullen dimmen
o.v.t.t.
- zou dimmen
- zou dimmen
- zou dimmen
- zouden dimmen
- zouden dimmen
- zouden dimmen
en verder
- is gedimd
- zijn gedimd
diversen
- dim!
- dimt!
- gedimd
- dimmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dimmen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dim | deemstering; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dim | dimmen | bedoezelen |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
dim | bleek; flauw; flets; laf; mistig; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; schemerachtig; schemerig; schimmig; vaag; vagelijk; verschoten; wazig; zonder zout; zoutloos |
External Machine Translations: