Dutch
Detailed Translations for disconteren from Dutch to English
disconteren:
-
disconteren
Conjugations for disconteren:
o.t.t.
- disconteer
- disconteert
- disconteert
- disconteren
- disconteren
- disconteren
o.v.t.
- disconteerde
- disconteerde
- disconteerde
- disconteerden
- disconteerden
- disconteerden
v.t.t.
- heb gedisconteerd
- hebt gedisconteerd
- heeft gedisconteerd
- hebben gedisconteerd
- hebben gedisconteerd
- hebben gedisconteerd
v.v.t.
- had gedisconteerd
- had gedisconteerd
- had gedisconteerd
- hadden gedisconteerd
- hadden gedisconteerd
- hadden gedisconteerd
o.t.t.t.
- zal disconteren
- zult disconteren
- zal disconteren
- zullen disconteren
- zullen disconteren
- zullen disconteren
o.v.t.t.
- zou disconteren
- zou disconteren
- zou disconteren
- zouden disconteren
- zouden disconteren
- zouden disconteren
diversen
- disconteer!
- disconteert!
- gedisconteerd
- disconterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for disconteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
discount | baisse; deflatie; disconto; discount; discountwinkel; discountzaak; korting; prijsdaling; prijsverlaging; rabat; reductie | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
discount | disconteren |