Dutch
Detailed Translations for een omweg maken from Dutch to English
een omweg maken:
een omweg maken verbe (maak een omweg, maakt een omweg, maakte een omweg, maakten een omweg, een omweg makend)
-
een omweg maken (omrijden)
Conjugations for een omweg maken:
o.t.t.
- maak een omweg
- maakt een omweg
- maakt een omweg
- maken een omweg
- maken een omweg
- maken een omweg
o.v.t.
- maakte een omweg
- maakte een omweg
- maakte een omweg
- maakten een omweg
- maakten een omweg
- maakten een omweg
v.t.t.
- heb een omweg makend
- hebt een omweg makend
- heeft een omweg makend
- hebben een omweg makend
- hebben een omweg makend
- hebben een omweg makend
v.v.t.
- had een omweg makend
- had een omweg makend
- had een omweg makend
- hadden een omweg makend
- hadden een omweg makend
- hadden een omweg makend
o.t.t.t.
- zal een omweg maken
- zult een omweg maken
- zal een omweg maken
- zullen een omweg maken
- zullen een omweg maken
- zullen een omweg maken
o.v.t.t.
- zou een omweg maken
- zou een omweg maken
- zou een omweg maken
- zouden een omweg maken
- zouden een omweg maken
- zouden een omweg maken
diversen
- maak een omweg!
- maakt een omweg!
- een omweg makend
- een omweg makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for een omweg maken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
make a detour | een omweg maken; omrijden |