Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. flitsend:
  2. flitsen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for flitsend from Dutch to English

flitsend:


Translation Matrix for flitsend:

NounRelated TranslationsOther Translations
trendy hippe vogel
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
dapper flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
fashionable flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot in de mode; mondain; werelds
flashy flitsend; vlot
nimble flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot behendig; bekwaam; gehaaid; gevat; gewiekst; handig; kundig; lichtvoetig; rap; snedig; snel; snelvoetig; uitgeslapen; vaardig; vlot; vlug
snappy flitsend; hip; snel; trendy; vlot bits; fel; hanig; kattig; kortaf; korzelig; onvriendelijk; pinnig; scherp; snauwend; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig; vlijmend; wrevelig
snazzy flitsend; hip; snel; trendy; vlot
sprightly flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
spry flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
stylish flitsend; hip; snel; trendy; vlot chic; elegant; esthetisch; geraffineerd; gracieus; modieuze verfijning; sierlijk; smaakvol; stijlvol; verfijnd
trendy flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
fashionable modieus
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bright flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot aanschouwelijk; adrem; bedachtzaam; bijdehand; blij; blijgeestig; blijmoedig; blinkend; bloeiend; clever; correct; dartel; doordacht; duidelijk; fideel; flagrant; fleurig; geestig; gevat; glimmend; intelligent; jolig; kien; kleurig; kleurrijk; knap; kwiek; leuk om te zien; levendig; lustig; monter; nadenkend; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; pienter; raadzaam; raak; schrander; slim; snedig; snugger; spiritueus; uitgelaten; uitgeslapen; verstandig; vrolijk; wakker; weldenkend; welgemoed; wijs; wijselijk; zinnig; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zonnig
worldly minded flitsend; hip; modieus; snel; trendy; vlot

flitsen:

flitsen verbe (flits, flitst, flitste, flitsten, geflits)

  1. flitsen (oplichten; lichten)
    to flash; to lighten; to thunder
    • flash verbe (flashes, flashed, flashing)
    • lighten verbe (lightens, lightened, lightening)
    • thunder verbe (thunders, thundered, thundering)

Conjugations for flitsen:

o.t.t.
  1. flits
  2. flitst
  3. flitst
  4. flitsen
  5. flitsen
  6. flitsen
o.v.t.
  1. flitste
  2. flitste
  3. flitste
  4. flitsten
  5. flitsten
  6. flitsten
v.t.t.
  1. heb geflits
  2. hebt geflits
  3. heeft geflits
  4. hebben geflits
  5. hebben geflits
  6. hebben geflits
v.v.t.
  1. had geflits
  2. had geflits
  3. had geflits
  4. hadden geflits
  5. hadden geflits
  6. hadden geflits
o.t.t.t.
  1. zal flitsen
  2. zult flitsen
  3. zal flitsen
  4. zullen flitsen
  5. zullen flitsen
  6. zullen flitsen
o.v.t.t.
  1. zou flitsen
  2. zou flitsen
  3. zou flitsen
  4. zouden flitsen
  5. zouden flitsen
  6. zouden flitsen
en verder
  1. is geflits
  2. zijn geflits
diversen
  1. flits!
  2. flitst!
  3. geflits
  4. flitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for flitsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
flash flakkering; flikkering; flits; flitser; flitslamp; flitslampje; geflikker; lichtsein; lichtsignaal; lichtstraal; lichtstreep; opvlieging; schicht; schijn; schittering; snel beeld; vapeur
thunder donder; donderslagen; gedonder
VerbRelated TranslationsOther Translations
flash flitsen; lichten; oplichten
lighten flitsen; lichten; oplichten beschijnen; bliksemen; lichten; lichter worden van kleur; oplichten; verlichten; weerlichten
thunder flitsen; lichten; oplichten daveren; denderen; donderen; dreunen; fulmineren; onweren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitvaren; woeden

Related Words for "flitsen":


Wiktionary Translations for flitsen:

flitsen
verb
  1. to flash briefly
  2. to flash headlights
  3. to flicker, glimmer, quiver