Dutch
Detailed Translations for fluctuerend from Dutch to English
fluctuerend:
-
fluctuerend (heen en weer bewegend)
Translation Matrix for fluctuerend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
changing | amendement; amenderen; amendering; hervorming; herziening; modificeren; muteren; omkeer; omschakeling; omwisselen; schone luier; transformatie; veranderen; verandering; verschoning; wending; wijzigen; wijziging | |
drifting | drijven | |
swinging | deining; schommeling; slingerende beweging; slingering; wiegeling; zeegang; zwaai | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
changing | fluctuerend; heen en weer bewegend | |
drifting | fluctuerend; heen en weer bewegend | opstuivend; opstuivend zand |
fluctuating | fluctuerend; heen en weer bewegend | schommelend |
swinging | fluctuerend; heen en weer bewegend | bungelend; heen en weer zwaaiend; schommelend; slingerend |
fluctuerend form of fluctueren:
-
fluctueren (variëren)
Conjugations for fluctueren:
o.t.t.
- fluctueer
- fluctueert
- fluctueert
- fluctueren
- fluctueren
- fluctueren
o.v.t.
- fluctueerde
- fluctueerde
- fluctueerde
- fluctueerden
- fluctueerden
- fluctueerden
v.t.t.
- heb gefluctueerd
- hebt gefluctueerd
- heeft gefluctueerd
- hebben gefluctueerd
- hebben gefluctueerd
- hebben gefluctueerd
v.v.t.
- had gefluctueerd
- had gefluctueerd
- had gefluctueerd
- hadden gefluctueerd
- hadden gefluctueerd
- hadden gefluctueerd
o.t.t.t.
- zal fluctueren
- zult fluctueren
- zal fluctueren
- zullen fluctueren
- zullen fluctueren
- zullen fluctueren
o.v.t.t.
- zou fluctueren
- zou fluctueren
- zou fluctueren
- zouden fluctueren
- zouden fluctueren
- zouden fluctueren
en verder
- is gefluctueerd
- zijn gefluctueerd
diversen
- fluctueer!
- fluctueert!
- gefluctueerd
- fluctuerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for fluctueren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fluctuate | fluctueren; variëren | |
vary | fluctueren; variëren | afwisselen; herzien; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; verwisselen; wijzigen; wisselen |
Wiktionary Translations for fluctueren:
fluctueren
verb
-
onregelmatig variëren (binnen bepaalde grenzen), schommelen
- fluctueren → fluctuate