Dutch
Detailed Translations for gebrek hebben from Dutch to English
gebrek hebben:
gebrek hebben verbe (heb gebrek, hebt gebrek, heeft gebrek, had gebrek, hadden gebrek, gebrek gehad)
-
gebrek hebben
Conjugations for gebrek hebben:
o.t.t.
- heb gebrek
- hebt gebrek
- heeft gebrek
- hebben gebrek
- hebben gebrek
- hebben gebrek
o.v.t.
- had gebrek
- had gebrek
- had gebrek
- hadden gebrek
- hadden gebrek
- hadden gebrek
v.t.t.
- heb gebrek gehad
- hebt gebrek gehad
- heeft gebrek gehad
- hebben gebrek gehad
- hebben gebrek gehad
- hebben gebrek gehad
v.v.t.
- had gebrek gehad
- had gebrek gehad
- had gebrek gehad
- hadden gebrek gehad
- hadden gebrek gehad
- hadden gebrek gehad
o.t.t.t.
- zal gebrek hebben
- zult gebrek hebben
- zal gebrek hebben
- zullen gebrek hebben
- zullen gebrek hebben
- zullen gebrek hebben
o.v.t.t.
- zou gebrek hebben
- zou gebrek hebben
- zou gebrek hebben
- zouden gebrek hebben
- zouden gebrek hebben
- zouden gebrek hebben
diversen
- heb gebrek!
- gebrek gehad
- gebrek hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gebrek hebben:
Verb | Related Translations | Other Translations |
be in need | gebrek hebben | |
be in want | gebrek hebben | |
go short | gebrek hebben | beknibbelen; knibbelen; knijpen; nijpen; schrapen |
pinch and scrape | gebrek hebben | beknibbelen; knibbelen; knijpen; kromliggen; schrapen |