Dutch

Detailed Translations for gedwongen from Dutch to English

gedwongen:


Translation Matrix for gedwongen:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
artificial gedwongen; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; onnatuurlijk geaffecteerd; gekunsteld; gemaakt; gewrongen; gezocht; kunstmatig; onnatuurlijk; synthetisch
committed gedwongen; geforceerd; onvrijwillig; verplicht gebonden; niet vrij; obligaat; obligatoir; onvrij; toegewijd; vereist; verplicht
compulsory gedwongen; geforceerd; onvrijwillig; verplicht verplicht
enforced gedwongen; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; onnatuurlijk doorgevoerd
forced gedwongen; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; onnatuurlijk; onvrijwillig; verplicht
forcible gedwongen; geforceerd; onvrijwillig; verplicht
indebted gedwongen; geforceerd; onvrijwillig; verplicht verplicht zijn aan; verschuldigd
involuntary gedwongen; geforceerd; onvrijwillig; verplicht
obligatory gedwongen; geforceerd; onvrijwillig; verplicht obligaat; obligatoir; reglementair; vereist; verplicht
obliged gedwongen; geforceerd; onvrijwillig; verplicht obligaat; obligatoir; vereist; verplicht
strained gedwongen; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; onnatuurlijk gespannen; gestressd; opgejaagd
tied gedwongen; geforceerd; onvrijwillig; verplicht gebonden; niet vrij; onvrij
unnatural gedwongen; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; onnatuurlijk tegennatuurlijk

Related Words for "gedwongen":

  • gedwongenheid

Wiktionary Translations for gedwongen:

gedwongen
adjective
  1. able to be forced

Cross Translation:
FromToVia
gedwongen mandatory; compulsory; obligatory; binding; required obligatoire — Qui a la force d’obliger suivant la religion, suivre la loi.

gedwongen form of dwingen:

dwingen verbe (dwing, dwingt, dwong, dwongen, gedwongen)

  1. dwingen (forceren)
    to force; coerce
    – to cause to do through pressure or necessity, by physical, moral or intellectual means : 1
    • force verbe (forces, forced, forcing)
      • She forced him to take a job in the city1
    • coerce verbe
    to compel; to oblige
    • compel verbe (compels, compelled, compelling)
    • oblige verbe (obliges, obliged, obliging)
  2. dwingen (afdwingen; forceren)
    to enforce
    • enforce verbe (enforces, enforced, enforcing)
  3. dwingen (dwingen te doen)
    to force; to oblige; to compel; to oblige to
    • force verbe (forces, forced, forcing)
    • oblige verbe (obliges, obliged, obliging)
    • compel verbe (compels, compelled, compelling)
    • oblige to verbe (obliges to, obliged to, obliging to)

Conjugations for dwingen:

o.t.t.
  1. dwing
  2. dwingt
  3. dwingt
  4. dwingen
  5. dwingen
  6. dwingen
o.v.t.
  1. dwong
  2. dwong
  3. dwong
  4. dwongen
  5. dwongen
  6. dwongen
v.t.t.
  1. heb gedwongen
  2. hebt gedwongen
  3. heeft gedwongen
  4. hebben gedwongen
  5. hebben gedwongen
  6. hebben gedwongen
v.v.t.
  1. had gedwongen
  2. had gedwongen
  3. had gedwongen
  4. hadden gedwongen
  5. hadden gedwongen
  6. hadden gedwongen
o.t.t.t.
  1. zal dwingen
  2. zult dwingen
  3. zal dwingen
  4. zullen dwingen
  5. zullen dwingen
  6. zullen dwingen
o.v.t.t.
  1. zou dwingen
  2. zou dwingen
  3. zou dwingen
  4. zouden dwingen
  5. zouden dwingen
  6. zouden dwingen
en verder
  1. ben gedwongen
  2. bent gedwongen
  3. is gedwongen
  4. zijn gedwongen
  5. zijn gedwongen
  6. zijn gedwongen
diversen
  1. dwing!
  2. dwingt!
  3. gedwongen
  4. dwingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dwingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
force aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; forceren; geweld; heir; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; mankracht; motor; opdringen; strijdmacht; stuwkracht; troepenmacht; vermogen
VerbRelated TranslationsOther Translations
coerce dwingen; forceren
compel dwingen; dwingen te doen; forceren noodzaken tot
enforce afdwingen; dwingen; forceren aangrijpen; aanwenden; benutten; gebruiken; toepassen
force dwingen; dwingen te doen; forceren bevelen; commanderen; decreteren; doordrijven; gebieden; gelasten; noodzaken tot; opdragen; opdringen; verordenen; verordonneren
oblige dwingen; dwingen te doen; forceren gerieven; noodzaken tot; verplichten
oblige to dwingen; dwingen te doen noodzaken tot

Related Definitions for "dwingen":

  1. zorgen dat hij doet wat jij wilt2
    • ik dwong hem uit te stappen2

Wiktionary Translations for dwingen:

dwingen
verb
  1. iemand tegen zijn wil iets opleggen
dwingen
verb
  1. compel (someone to do something)
  2. force, constrain or coerce
  3. to use force, threat, or intimidation in attempt to compel one to act against his will

Cross Translation:
FromToVia
dwingen force; get by force; enforce erzwingenetwas (von jemandem) mit Zwang oder psychischem Druck erreichen
dwingen force; compel zwingen — mit Gewalt zu etwas bringen
dwingen impose; impose upon; force; coerce; thrust; assert; put on; apply; tax; mandate; necessitate; oblige; inflict imposer — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for gedwongen