Noun | Related Translations | Other Translations |
deceased
|
|
dode; gestorvene; overledene
|
soporific
|
|
slaapdrank; slaapmiddel
|
stupid
|
|
druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
deceased
|
dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield
|
afgestorven; dood; doodgegaan; gestorven; heengegaan; overleden; zaliger
|
dense
|
achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos
|
afgesloten; dicht; dicht opeen; gesloten; hardleers; toe
|
dopey
|
daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
|
|
dozy
|
daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
|
doezelig; soezerig; suf
|
drowsy
|
daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
|
doezelig; dommelig; lodderig; slaperig; soezerig; soezig; suf; suffig; versuft
|
dull
|
achterlijk; afgestompt; breinloos; daas; dof; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; mat; onbenullig; onnozel; onverstandig; soezerig; stompzinnig; stupide; suf; verstandeloos; versuft
|
afgezaagd; afstompend; beslagen; bleekrood; bokkig; bot; dof; duf; dwars; eentonig; ellendig; flets; geestdodend; glansloos; grauw; koppig; langdraadig; langdradig; langwijlig; lastig; mat; melig; mistroostig; monotoon; niet helder; niet uitbundig; ongeanimeerd; onscherp; rot; saai; saaie; slaapverwekkend; smakeloos; somber; stijfhoofdig; stijlloos; stom; suf; taai; triest; troosteloos; vaalrood; vervelend; vreugdeloos; weerbarstig; weerspannig; zonder afleiding; zouteloos
|
lifeless
|
dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield
|
energieloos; futloos; lamlendig; landerig; lusteloos; ongeanimeerd; slap
|
mindless
|
daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
|
bokkig; dom; dwars; koppig; langdradig; nutteloos; onverstandig; onzinnig; saai; stijfhoofdig; stom; suf; taai; weerbarstig; weerspannig; zinloos; zonder afleiding
|
muzzy
|
daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
|
dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vaag; vaag zichtbaar; vreemd; wazig
|
obtuse
|
achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos
|
|
sleepy
|
daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
|
doezelig; slaapdronken; soezerig; soezig; suf
|
soporific
|
daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
|
doezelig; slaapverwekkend; slaapwekkend; soezerig; suf
|
spiritless
|
dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield
|
futloos; lamlendig
|
stupefied
|
daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
|
bokkig; dwars; koppig; met de mond vol tanden; met open mond; sprakeloos; stijfhoofdig; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verdoofd; verstomd; verwonderd; weerbarstig; weerspannig
|
stupid
|
achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos
|
achtergebleven; achterlijk; dom; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; lullig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; onbezonnen; onverstandig; stom; stupide; suf; typisch; vreemd; zot
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
dead
|
dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield
|
afgestorven; dood; doodgegaan; gestorven; heengegaan; overleden
|
passed away
|
dood; geesteloos; levenloos; niet bezield; onbezield
|
afgestorven; dood; doodgegaan; gestorven; heengegaan; overleden
|
staggered
|
daas; dof; geesteloos; mat; soezerig; suf; versuft
|
beduusd; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
|