Summary
Dutch
Detailed Translations for gescheurd from Dutch to English
gescheurd:
Translation Matrix for gescheurd:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
ruptured | gescheurd | bankroet; beschadigd; failliet; gebarsten; geruineerd; kapot; stuk |
torn | gescheurd | aan stukken; bankroet; beschadigd; failliet; gebarsten; gebroken; geruineerd; kapot; naar de knoppen; stuk; verscheurd |
scheuren:
-
scheuren (inscheuren)
Conjugations for scheuren:
o.t.t.
- scheur
- scheurt
- scheurt
- scheuren
- scheuren
- scheuren
o.v.t.
- scheurde
- scheurde
- scheurde
- scheurden
- scheurden
- scheurden
v.t.t.
- heb gescheurd
- hebt gescheurd
- heeft gescheurd
- hebben gescheurd
- hebben gescheurd
- hebben gescheurd
v.v.t.
- had gescheurd
- had gescheurd
- had gescheurd
- hadden gescheurd
- hadden gescheurd
- hadden gescheurd
o.t.t.t.
- zal scheuren
- zult scheuren
- zal scheuren
- zullen scheuren
- zullen scheuren
- zullen scheuren
o.v.t.t.
- zou scheuren
- zou scheuren
- zou scheuren
- zouden scheuren
- zouden scheuren
- zouden scheuren
en verder
- ben gescheurd
- bent gescheurd
- is gescheurd
- zijn gescheurd
- zijn gescheurd
- zijn gescheurd
diversen
- scheur!
- scheurt!
- gescheurd
- scheurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for scheuren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
clefts | barsten; scheuren; sprongen | |
cracks | barsten; scheuren; sprongen | barsten; breuken; klappen; knallen; krakken; smakken |
fissures | barsten; scheuren; sprongen | |
splits | barsten; scheuren; sprongen | barsten; krakken; splitten |
tear | scheur; torn; traan; winkelhaak in kleding | |
tears | barsten; scheuren; sprongen | tranen; waterlanders |
Verb | Related Translations | Other Translations |
tear | inscheuren; scheuren | accentueren; benadrukken; huilen; kapot scheuren; losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten; tranen; tranen afscheiden; verscheuren |
tear out | inscheuren; scheuren | uitrukken; uitscheuren |
- | crossen; sjezen |