Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. goedje:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for goedjes from Dutch to English

goedje:

goedje [het ~] nom

  1. het goedje (spullen; dingen; zaakjes; zaken; waar)
    the things; the items; the stuff; the goods; the articles
  2. het goedje (materiaal; spul)
    the stuff

Translation Matrix for goedje:

NounRelated TranslationsOther Translations
articles dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikelen; koopwaar; lidwoorden; voorwerpen; waar
goods dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken artikelen; colli; goederen; handelswaar; koopwaar; voorwerpen; waar; waren
items dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
stuff dingen; goedje; materiaal; spul; spullen; waar; zaakjes; zaken artikelen; bezittingen; bik; eigendommen; gruis; haschisch; hasj; hasjiesj; hennep; kiev; koopwaar; macadam; materie; metselspecie; mortel; puin; split; steengruis; steenslag; stof; stuff; voorwerpen; waar; wiet
things dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken bezittingen; eigendommen; goed; kleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
stuff ineen duwen; opzetten; proppen; stouwen

Related Words for "goedje":


Wiktionary Translations for goedje:

goedje
noun
  1. miscellaneous items; things

Cross Translation:
FromToVia
goedje substance; matter; stuff substance — philosophie|fr Ce qui subsister par soi-même, indépendamment de tout accident.