Summary
Dutch
Detailed Translations for grauwen from Dutch to English
grauwen:
-
grauwen (snauwen)
Conjugations for grauwen:
o.t.t.
- grauw
- grauwt
- grauwt
- grauwen
- grauwen
- grauwen
o.v.t.
- grauwde
- grauwde
- grauwde
- grauwden
- grauwden
- grauwden
v.t.t.
- heb gegrauwd
- hebt gegrauwd
- heeft gegrauwd
- hebben gegrauwd
- hebben gegrauwd
- hebben gegrauwd
v.v.t.
- had gegrauwd
- had gegrauwd
- had gegrauwd
- hadden gegrauwd
- hadden gegrauwd
- hadden gegrauwd
o.t.t.t.
- zal grauwen
- zult grauwen
- zal grauwen
- zullen grauwen
- zullen grauwen
- zullen grauwen
o.v.t.t.
- zou grauwen
- zou grauwen
- zou grauwen
- zouden grauwen
- zouden grauwen
- zouden grauwen
diversen
- grauw!
- grauwt!
- gegrauwd
- grauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for grauwen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
growl | grauw; grom; snauw | |
snarl | grauw; grom; snauw | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
growl | grauwen; snauwen | grommen; knorren; knorrend geluid maken |
snarl | grauwen; snauwen | afbekken; afblaffen; afsnauwen; grommen; knorren; knorrend geluid maken; snauwen; toesnauwen |
Related Words for "grauwen":
grauwen form of grauw:
-
grauw (vaal)
-
grauw (troosteloos; triest; mistroostig; somber; vreugdeloos)