Dutch
Detailed Translations for gulpen from Dutch to English
gulpen:
-
gulpen (in stromen neerstorten; gutsen)
Conjugations for gulpen:
o.t.t.
- gulp
- gulpt
- gulpt
- gulpen
- gulpen
- gulpen
o.v.t.
- gulpte
- gulpte
- gulpte
- gulpten
- gulpten
- gulpten
v.t.t.
- ben gegulpt
- bent gegulpt
- is gegulpt
- zijn gegulpt
- zijn gegulpt
- zijn gegulpt
v.v.t.
- was gegulpt
- was gegulpt
- was gegulpt
- waren gegulpt
- waren gegulpt
- waren gegulpt
o.t.t.t.
- zal gulpen
- zult gulpen
- zal gulpen
- zullen gulpen
- zullen gulpen
- zullen gulpen
o.v.t.t.
- zou gulpen
- zou gulpen
- zou gulpen
- zouden gulpen
- zouden gulpen
- zouden gulpen
diversen
- gulp!
- gulpt!
- gegulpt
- gulpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gulpen:
Related Words for "gulpen":
gulp:
-
de gulp
-
de gulp (broeksgulp)
Translation Matrix for gulp:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fly | broeksgulp; gulp | vlieg |
zip | gulp | rits; ritssluiting; sluiting |
zip-fastener | gulp | rits; ritssluiting; sluiting |
zipper | broeksgulp; gulp | rits; ritssluiting; sluiting |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fly | laten opstijgen; oplaten; per vliegtuig reizen; vlieden; vliegen; vluchten; wegvluchten |