Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. herleven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for herleven from Dutch to English

herleven:

herleven verbe (herleef, herleeft, herleefde, herleefden, herleefd)

  1. herleven (weer oprijzen; herrijzen)
    to resurrect; rise from the dead; to rise again
  2. herleven (weer krachtig worden; opleven)
    to revive
    • revive verbe (revives, revived, reviving)

Conjugations for herleven:

o.t.t.
  1. herleef
  2. herleeft
  3. herleeft
  4. herleven
  5. herleven
  6. herleven
o.v.t.
  1. herleefde
  2. herleefde
  3. herleefde
  4. herleefden
  5. herleefden
  6. herleefden
v.t.t.
  1. heb herleefd
  2. hebt herleefd
  3. heeft herleefd
  4. hebben herleefd
  5. hebben herleefd
  6. hebben herleefd
v.v.t.
  1. had herleefd
  2. had herleefd
  3. had herleefd
  4. hadden herleefd
  5. hadden herleefd
  6. hadden herleefd
o.t.t.t.
  1. zal herleven
  2. zult herleven
  3. zal herleven
  4. zullen herleven
  5. zullen herleven
  6. zullen herleven
o.v.t.t.
  1. zou herleven
  2. zou herleven
  3. zou herleven
  4. zouden herleven
  5. zouden herleven
  6. zouden herleven
diversen
  1. herleef!
  2. herleeft!
  3. herleefd
  4. herlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for herleven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
resurrect herleven; herrijzen; weer oprijzen wederopstaan; weer opstaan
revive herleven; opleven; weer krachtig worden activeren; bekomen; opfrissen; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden
rise again herleven; herrijzen; weer oprijzen wederopstaan; weer opstaan
rise from the dead herleven; herrijzen; weer oprijzen

Wiktionary Translations for herleven:

herleven
verb
  1. opnieuw tot leven komen, opnieuw opbloeien
herleven
verb
  1. to return to life, to recover life or strength