Dutch
Detailed Translations for in ontvangst nemen from Dutch to English
in ontvangst nemen:
in ontvangst nemen verbe (neem in ontvangst, neemt in ontvangst, nam in ontvangst, namen in ontvangst, in ontvangst genomen)
-
in ontvangst nemen (ontvangen; krijgen; opstrijken)
-
in ontvangst nemen (ontvangen; accepteren; aannemen; aanvaarden)
Conjugations for in ontvangst nemen:
o.t.t.
- neem in ontvangst
- neemt in ontvangst
- neemt in ontvangst
- nemen in ontvangst
- nemen in ontvangst
- nemen in ontvangst
o.v.t.
- nam in ontvangst
- nam in ontvangst
- nam in ontvangst
- namen in ontvangst
- namen in ontvangst
- namen in ontvangst
v.t.t.
- heb in ontvangst genomen
- hebt in ontvangst genomen
- heeft in ontvangst genomen
- hebben in ontvangst genomen
- hebben in ontvangst genomen
- hebben in ontvangst genomen
v.v.t.
- had in ontvangst genomen
- had in ontvangst genomen
- had in ontvangst genomen
- hadden in ontvangst genomen
- hadden in ontvangst genomen
- hadden in ontvangst genomen
o.t.t.t.
- zal in ontvangst nemen
- zult in ontvangst nemen
- zal in ontvangst nemen
- zullen in ontvangst nemen
- zullen in ontvangst nemen
- zullen in ontvangst nemen
o.v.t.t.
- zou in ontvangst nemen
- zou in ontvangst nemen
- zou in ontvangst nemen
- zouden in ontvangst nemen
- zouden in ontvangst nemen
- zouden in ontvangst nemen
en verder
- is in ontvangst genomen
- zijn in ontvangst genomen
diversen
- neem in ontvangst!
- neemt in ontvangst!
- in ontvangst genomen
- in ontvangst nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze