Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. in staat zijn:


Dutch

Detailed Translations for in staat zijn from Dutch to English

in staat zijn:

in staat zijn verbe (ben in staat, bent in staat, is in staat, was in staat, waren in staat, in staat geweest)

  1. in staat zijn (kunnen; vermogen)
    to be able
    • be able verbe (can, could, being able)

Conjugations for in staat zijn:

o.t.t.
  1. ben in staat
  2. bent in staat
  3. is in staat
  4. zijn in staat
  5. zijn in staat
  6. zijn in staat
o.v.t.
  1. was in staat
  2. was in staat
  3. was in staat
  4. waren in staat
  5. waren in staat
  6. waren in staat
v.t.t.
  1. ben in staat geweest
  2. bent in staat geweest
  3. is in staat geweest
  4. zijn in staat geweest
  5. zijn in staat geweest
  6. zijn in staat geweest
v.v.t.
  1. was in staat geweest
  2. was in staat geweest
  3. was in staat geweest
  4. waren in staat geweest
  5. waren in staat geweest
  6. waren in staat geweest
o.t.t.t.
  1. zal in staat zijn
  2. zult in staat zijn
  3. zal in staat zijn
  4. zullen in staat zijn
  5. zullen in staat zijn
  6. zullen in staat zijn
o.v.t.t.
  1. zou in staat zijn
  2. zou in staat zijn
  3. zou in staat zijn
  4. zouden in staat zijn
  5. zouden in staat zijn
  6. zouden in staat zijn
diversen
  1. ben in staat!
  2. bent in staat!
  3. in staat geweest
  4. in staat zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for in staat zijn:

VerbRelated TranslationsOther Translations
be able in staat zijn; kunnen; vermogen iets mogen

Related Translations for in staat zijn