Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ingezameld:
  2. inzamelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ingezameld from Dutch to English

ingezameld:


Translation Matrix for ingezameld:

NounRelated TranslationsOther Translations
gathered geoogst; gewonnen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
collected gecollecteerd; ingezameld bedaard; bijeengebracht; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; verzameld
gathered gecollecteerd; ingezameld
ModifierRelated TranslationsOther Translations
brought together gecollecteerd; ingezameld bijeengebracht; verzameld

ingezameld form of inzamelen:

inzamelen verbe (zamel in, zamelt in, zamelde in, zamelden in, ingezameld)

  1. inzamelen (verzamelen; vergaren)
    to collect; to gather
    • collect verbe (collects, collected, collecting)
    • gather verbe (gathers, gathered, gathering)

Conjugations for inzamelen:

o.t.t.
  1. zamel in
  2. zamelt in
  3. zamelt in
  4. zamelen in
  5. zamelen in
  6. zamelen in
o.v.t.
  1. zamelde in
  2. zamelde in
  3. zamelde in
  4. zamelden in
  5. zamelden in
  6. zamelden in
v.t.t.
  1. heb ingezameld
  2. hebt ingezameld
  3. heeft ingezameld
  4. hebben ingezameld
  5. hebben ingezameld
  6. hebben ingezameld
v.v.t.
  1. had ingezameld
  2. had ingezameld
  3. had ingezameld
  4. hadden ingezameld
  5. hadden ingezameld
  6. hadden ingezameld
o.t.t.t.
  1. zal inzamelen
  2. zult inzamelen
  3. zal inzamelen
  4. zullen inzamelen
  5. zullen inzamelen
  6. zullen inzamelen
o.v.t.t.
  1. zou inzamelen
  2. zou inzamelen
  3. zou inzamelen
  4. zouden inzamelen
  5. zouden inzamelen
  6. zouden inzamelen
en verder
  1. is ingezameld
diversen
  1. zamel in!
  2. zamelt in!
  3. ingezameld
  4. inzamelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inzamelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
collect inzamelen; vergaren; verzamelen aannemen; aanvaarden; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; iets ophalen; in ontvangst nemen; inwinnen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meenemen; meepikken; ontvangen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; opsteken; plukken; sparen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
gather inzamelen; vergaren; verzamelen bij elkaar vegen; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeenkomen; bijeenrapen; bijeenzoeken; binnen halen; bundelen; harken; inwinnen; oogsten; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken; samenkomen; samenpakken; samenrapen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen

Wiktionary Translations for inzamelen:

inzamelen
verb
  1. bijeenbrengen
inzamelen
verb
  1. harvest grain left behind after the crop has been reaped

Cross Translation:
FromToVia
inzamelen collect sammelnsystematisches Suchen, Erhalten und Aufbewahren einer abgegrenzten Art bzw. Kategorie bestimmter Gegenstände oder Informationen
inzamelen collect; gather; pick up; assemble; raise collectionner — Réunir en collections.
inzamelen collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
inzamelen take along; convene; collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
inzamelen gather; accept; receive; accredit; admit; harvest; garner; collect; pick up; assemble; raise recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».