Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ingraveren:


Dutch

Detailed Translations for ingraveren from Dutch to English

ingraveren:

ingraveren verbe (graveer in, graveert in, graveerde in, graveerden in, ingegraveerd)

  1. ingraveren
    to engrave
    • engrave verbe (engraves, engraved, engraving)

Conjugations for ingraveren:

o.t.t.
  1. graveer in
  2. graveert in
  3. graveert in
  4. graveren in
  5. graveren in
  6. graveren in
o.v.t.
  1. graveerde in
  2. graveerde in
  3. graveerde in
  4. graveerden in
  5. graveerden in
  6. graveerden in
v.t.t.
  1. heb ingegraveerd
  2. hebt ingegraveerd
  3. heeft ingegraveerd
  4. hebben ingegraveerd
  5. hebben ingegraveerd
  6. hebben ingegraveerd
v.v.t.
  1. had ingegraveerd
  2. had ingegraveerd
  3. had ingegraveerd
  4. hadden ingegraveerd
  5. hadden ingegraveerd
  6. hadden ingegraveerd
o.t.t.t.
  1. zal ingraveren
  2. zult ingraveren
  3. zal ingraveren
  4. zullen ingraveren
  5. zullen ingraveren
  6. zullen ingraveren
o.v.t.t.
  1. zou ingraveren
  2. zou ingraveren
  3. zou ingraveren
  4. zouden ingraveren
  5. zouden ingraveren
  6. zouden ingraveren
en verder
  1. is ingegraveerd
  2. zijn ingegraveerd
diversen
  1. graveer in!
  2. graveert in!
  3. ingegraveerd
  4. ingraverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ingraveren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
engrave ingraveren graveren; griffelen; griffen; inbeitelen; inetsen; met een stift inkrassen