Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. inlossen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inlossen from Dutch to English

inlossen:

inlossen verbe (los in, lost in, loste in, losten in, ingelost)

  1. inlossen (aflossen)
    to redeem
    • redeem verbe (redeems, redeemed, redeeming)

Conjugations for inlossen:

o.t.t.
  1. los in
  2. lost in
  3. lost in
  4. lossen in
  5. lossen in
  6. lossen in
o.v.t.
  1. loste in
  2. loste in
  3. loste in
  4. losten in
  5. losten in
  6. losten in
v.t.t.
  1. heb ingelost
  2. hebt ingelost
  3. heeft ingelost
  4. hebben ingelost
  5. hebben ingelost
  6. hebben ingelost
v.v.t.
  1. had ingelost
  2. had ingelost
  3. had ingelost
  4. hadden ingelost
  5. hadden ingelost
  6. hadden ingelost
o.t.t.t.
  1. zal inlossen
  2. zult inlossen
  3. zal inlossen
  4. zullen inlossen
  5. zullen inlossen
  6. zullen inlossen
o.v.t.t.
  1. zou inlossen
  2. zou inlossen
  3. zou inlossen
  4. zouden inlossen
  5. zouden inlossen
  6. zouden inlossen
en verder
  1. is ingelost
diversen
  1. los in!
  2. lost in!
  3. ingelost
  4. inlossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inlossen:

NounRelated TranslationsOther Translations
redeem afbetalen; aflossen; goedmaken
VerbRelated TranslationsOther Translations
redeem aflossen; inlossen bevrijden van belegeraars; herstellen; in orde brengen; in orde maken; losgeld betalen; loskopen; ontzetten; verlossen; vrijkopen

Wiktionary Translations for inlossen:

inlossen
verb
  1. to convert into cash

External Machine Translations: