Dutch
Detailed Translations for kalibreren from Dutch to English
kalibreren:
-
kalibreren
-
kalibreren
Conjugations for kalibreren:
o.t.t.
- kalibreer
- kalibreert
- kalibreert
- kalibreren
- kalibreren
- kalibreren
o.v.t.
- kalibreerde
- kalibreerde
- kalibreerde
- kalibreerden
- kalibreerden
- kalibreerden
v.t.t.
- heb gekalibreerd
- hebt gekalibreerd
- heeft gekalibreerd
- hebben gekalibreerd
- hebben gekalibreerd
- hebben gekalibreerd
v.v.t.
- had gekalibreerd
- had gekalibreerd
- had gekalibreerd
- hadden gekalibreerd
- hadden gekalibreerd
- hadden gekalibreerd
o.t.t.t.
- zal kalibreren
- zult kalibreren
- zal kalibreren
- zullen kalibreren
- zullen kalibreren
- zullen kalibreren
o.v.t.t.
- zou kalibreren
- zou kalibreren
- zou kalibreren
- zouden kalibreren
- zouden kalibreren
- zouden kalibreren
en verder
- is gekalibreerd
diversen
- kalibreer!
- kalibreert!
- gekalibreerd
- kalibrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kalibreren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
gauge | duimstok; graadmeter; ijk; ijkmerk; indicator; maatstaf; maatstok | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
calibrate | kalibreren | |
gauge | kalibreren | diepte bepalen; diepte loden; meten; opmeten; peilen |
Wiktionary Translations for kalibreren:
kalibreren
Cross Translation:
verb
-
to produce a precision bore with a hone
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kalibreren | → calibrate | ↔ calibrer — donner le calibre, la dimension convenable. |