Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. koulijden:


Dutch

Detailed Translations for koulijden from Dutch to English

koulijden:

koulijden verbe (lijd kou, lijdt kou, leed kou, leden kou, kou geleden)

  1. koulijden (klappertanden; bibberen; kleumen)
    to shiver
    • shiver verbe (shivers, shivered, shivering)

Conjugations for koulijden:

o.t.t.
  1. lijd kou
  2. lijdt kou
  3. lijdt kou
  4. lijden kou
  5. lijden kou
  6. lijden kou
o.v.t.
  1. leed kou
  2. leed kou
  3. leed kou
  4. leden kou
  5. leden kou
  6. leden kou
v.t.t.
  1. heb kou geleden
  2. hebt kou geleden
  3. heeft kou geleden
  4. hebben kou geleden
  5. hebben kou geleden
  6. hebben kou geleden
v.v.t.
  1. had kou geleden
  2. had kou geleden
  3. had kou geleden
  4. hadden kou geleden
  5. hadden kou geleden
  6. hadden kou geleden
o.t.t.t.
  1. zal koulijden
  2. zult koulijden
  3. zal koulijden
  4. zullen koulijden
  5. zullen koulijden
  6. zullen koulijden
o.v.t.t.
  1. zou koulijden
  2. zou koulijden
  3. zou koulijden
  4. zouden koulijden
  5. zouden koulijden
  6. zouden koulijden
diversen
  1. lijd kou!
  2. lijdt kou!
  3. kou geleden
  4. koulijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for koulijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
shiver bibberen; huivering; rillen; rilling; siddering
VerbRelated TranslationsOther Translations
shiver bibberen; klappertanden; kleumen; koulijden beven; bibberen; door afgrijzen bevangen worden; griezelen; gruwen; huiveren; ijzen; rillen; schudden; trillen; verstijven; vibreren