Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate landing

Translate landing from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

landing:
- fall; landing; descent; touchdown
Wiktionary:
- landing → landing
- landing → encounter, meeting, approach, acquaintance, familiarity, relation, understanding, connection, interrelation, relationship, access, admission, admittance, accession, entrance, entry, landing, acceptance, reception

Dutch

Detailed Translations for landing from Dutch to English

landing:

landing [de ~ (v)] nom

de landing (terechtkomen; val)
the fall; the landing
- fall [the ~] nom
- landing [the ~] nom
de landing (afdaling; daling)
the descent; the touchdown
- descent [the ~] nom
- touchdown [the ~] nom
the landing
– the act of coming down to the earth (or other surface) ¹
- landing [the ~] nom
  - the plane made a smooth landing¹
  - his landing on his feet was catlike¹

Translation Matrix for landing:

Noun	Related Translations	Other Translations
descent	afdaling; daling; landing	afkomst; afstammen; afstamming; glooiing; glooiingshoek; herkomst; komaf; origine; spruiten
fall	landing; terechtkomen; val	achteruitgang; afname; baisse; daling; deflatie; herfst; herfsttijd; instorting; inzinking; minder worden; najaar; neervallen; prijsdaling; prijsverlaging; teruggang; terugloop; val; vermindering
landing	afdaling; daling; landing; terechtkomen; val	overloop
touchdown	afdaling; daling; landing
Verb	Related Translations	Other Translations
fall		bezwijken; doodgaan; erin vallen; flikkeren; heengaan; inslapen; kelderen; kiepen; kieperen; omkomen; ondergaan; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; raken; sneuvelen; sodemieteren; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; ten val komen; terechtkomen; treffen; tuimelen; vallen; wegvallen; zakken

Related Words for "landing":

landingen

Wiktionary Translations for landing:

landing

noun

coming to earth, as of an airplane
- landing → landing

Cross Translation:

From	To	Via
• landing	→ encounter; meeting; approach; acquaintance; familiarity; relation; understanding; connection; interrelation; relationship; access; admission; admittance; accession; entrance; entry; landing; acceptance; reception	↔ abord — (vieilli) action d’arriver au bord, de toucher le rivage.

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University